vaandel


Thomas van Celano:
Het Leven van Sint-Franciscus van Assisi

Thomas van Celano (Celano eind 12de eeuw – Tagliacozzo ca. 1260) was een Italiaans franciscaan en de eerste hagiograaf van het leven van Franciscus van Assisi.
Rond 1215 werd hij minderbroeder. In 1223 werd hij custos van de orde in Duitsland. Rond 1228 schreef hij in Assisi de officiële levensbeschrijving van Franciscus van Assisi. In 1245 schreef hij een gedenkschrift van deze heilige. In 1254 schreef hij nog een boek over de wonderen van Franciscus. Hij werd rector van de in Tagliacozzo, waar hij mogelijk ook het leven van Clara van Assisi beschreef. Hij stierf er ca. 1260.

Inhoudsopgave

Inleiding op het leven van de zalige Franciscus [1] [2]

Boek I
I Hoe hij leefde als kind van de wereld [1] [2]
II Hoe God contact met hem zocht door een ziekte en in een nachtelijk visioen [3] [4] [5]
III Hoe hij inwendig veranderd, maar uiterlijke dezelfde, zinnebeeldig sprak over een gevonden schat en een bruid [6] [7]
IV Hoe hij alles verkocht en de ontvangsten niet wilde hebben [8] [9]
V Hoe zijn vader hem achternaging en gevangen zette [10] [11] [12]
VI Hoe zijn moeder hem zijn vrijheid teruggaf en hij in het bijzijn van de bisschop zijn kleren uittrok [13] [14] [15]
VII Hoe rovers hem overvielen en in de sneeuw gooiden; en hoe hij zich in dienst stelde van de melaatsen [16] [17]
VIII Hoe hij bouwde aan de kerk van de heilige Damianus; en hoe de daar wonende Vrouwen leefden [18] [19] [20]
IX Hoe Franciscus, anders gekleed dan in de eerste tijd, de kerk van Santa Maria in Portiuncula herstelde; hoe hij na een evangelielezing alles opgaf en waarom hij zijn habijt zo maakte, als de broeders het nu dragen [21] [22]
X Hoe hij het evangelie verkondigde en zijn vredesboodschap bracht; en hoe de eerste zes broeders zich bij hem aansloten [23] [24] [25]
XI Hoe de geest van de profetie over Franciscus vaardig werd en hij de broeders onderrichtte [26] [27] [28]
XII Hoe hij ze in groepen van twee de wereld instuurde en hoe ze na korte tijd weer bijeenkwamen [29] [30] [31]
XIII Hoe hij, toen hij elf broeders had, voor het eerst een regel schreef en paus Innocentius daaraan zijn goedkeuring gaf; en hoe hij in een visioen een boom zag [32] [33]
XIV Hoe hij uit Rome terugkeerde naar het dal van Spoleto en hoe hij daarover lang deed [34] [35]
XV Hoe de zalige Franciscus steeds bekender werd en velen zich bekeerden tot God; hoe de naam 'Orde van de Mindere Broeders' ontstond en hoe de levensvorm was, waartoe hij de nieuw-gekomen broeders wilde brengen [36] [37] [38] [39] [40] [41]
XVI Hoe hij verbleef in Rivo Torto en ze daar de armoede onderhielden [42] [43] [44]
XVII Hoe de zalige Franciscus zijn broeders leerde bidden; en hoe gehoorzaam en vergeestelijkt ze waren [45] [46]
XVIII Hoe de broeders een vurige wagen zagen; en hoe goed de zalige Franciscus alles van zijn broeders wist, ook al waren zij weg [47] [48] [49] [50]
XIX Hoe hij zijn broeders in het oog hield; en hoe weinig hij zichzelf waard achtte en echt nederig was [51] [52] [53] [54]
XX Hoe hij in zijn verlangen naar het martelaarschap eerst naar Spanje en daarna naar Syrië ging; en hoe God omwille van hem zeelieden redde door voor meer proviand te zorgen [55] [56] [57]
XXI Hoe hij tot de vogels preekte en het geschapene hem gehoorzaamde [58] [59] [60] [61]
XXII Hoe hij te Ascoli preekte; en hoe voorwerpen die hij had aangeraakt, een genezende kracht hadden, zelfs als hij er niet bij was [62] [63] [64]
XXIII Hoe hij in Toscanella een lamme en in Narni iemand, die door een beroerte was getroffen, genas [65] [66]
XXIV Hoe hij een blinde vrouwe ziende maakte en in Gubbio er een van reumatiek genas [67]
XXV Hoe hij een broeder van een eigenaardige vallende ziekte genas en in San Gemini bij een vrouw een duivel uitdreef [68] [69]
XXVI Hoe hij ook in Città del Castello een duivel uitdreef [70]
XXVII Hoe hij precies wist wat hij wilde en steeds vastberaden zijn eigen weg ging; en hoe hij preekte voor paus Honorius en zich met zijn broeders toevertrouwde aan Heer Hugo, bisschop van Ostia [71] [72] [73] [74] [75]
XXVIII Hoe groot zijn liefde en medelijden met de armen was; en hoe hij zijn liefde ook schonk aan schapen en lammeren [76] [77] [78] [79]
XXIX Hoe hij omwille van de Schepper al het geschapene liefhad; en hoe zijn innerlijk leven was en hij er uiterlijk uitzag [80] [81] [82] [83]
XXX Hoe hij met Kerstmis zorgde voor een kribbe [84] [85] [86] [87] top

Boek II
I De inhoud van dit boek: de tijd waarin Franciscus ging sterven; en hoe hij vooruitging in de deugd [88] [89] [90]
II Wat de zalige Franciscus vooral verlangde; en hoe hij door het openslaan van het evangelie achterhaalde, wat de Heer van hem wilde [91] [92] [93]
III Hoe hij in een visioen een gekruisigde man zag in de gestalte van een Serafijn [94] [95] [96]
IV Hoe de heilige Franciscus van ijver brandde; en hoe hij last kreeg van zijn ogen [97] [98]
V Hoe hij in Rieti ontvangen werd door heer Hugo, bisschop van Ostia, en hem zijn komend pontificaat voorspelde. [99] [100] [101]
VI Hoe de broeders, die hem verzorgden, waren; en hoe hij zich voorstelde zelf te gaan leven [102] [103] [104]
VII Hoe hij uit Siena in Assisi kwam; wat Santa Maria in Portiuncula voor hem betekende en hoe hij zijn broeders zegende [105] [106] [107] [108]
VIII Het gelukzalig sterven van de heilige Vader [109] [110] [111]
IX Hoe de rouw van de broeders verkeerde in vreugde, toen ze hem getekend zagen met Christus' kruis; en hoe de vleugels van de Serafijn een diepere betekenis hebben [112] [113] [114] [115]
X Hoe de Arme Vrouwen hem in San Damiano beweenden; en hoe hij eervol en roemrijk begraven werd [116] [117] [118]  top

Boek III
De heiligverklaring van onze zalige vader Franciscus en zijn wonderen [119] [120] [121] [122] [123] [124] [125] [126]
De wonderen van onze heilige vader Franciscus [127]
I Genezingen van gehandicapten (127b) [128] [129] [130] [131] [132] [133] [134] [135]
II Genezingen van blinden [136]
III Genezingen van bezetenen [137] [138]
IV Genezingen van doodzieken, waterzuchtigen, jichtlijders en andere zieken [139] [140] [141] [142] [143] [144] [145]
V Genezingen van melaatsen [146]
VI Genezingen van stommen en doven [147] [148] [149] [150]
Nawoord 151]  top

THOMAS VAN CELANO, Eerste Levensbeschrijving, Inleiding

Ter ere van de Heer - Amen.

Inleiding op het leven van de zalige Franciscus

1. Met eerbied en toewijding, maar ook steeds meer de waarheid voor ogen, wil ik het verhaal gaan schrijven van onze zalige vader Franciscus, hem daarin volgend van de ene belevenis naar de andere. Niemand kan zich echter alles, wat hij gedaan en gezegd heeft, tot in de finesses herinneren. Daarom heb ik mij voorgenomen althans dat te vertellen, wat ik uit zijn eigen mond heb gehoord en wat ik te weten ben gekomen van getuigen, die hun betrouwbaarheid bewezen hebben; dit alles op verzoek van de roemvol regerende paus Gregorius. Naar best vermogen heb ik geprobeerd dit werk tot stand te brengen, al is het in bewoordingen, die mijn gebrek aan vakmanschap verraden. Het zou mij veel waar zijn, als ik daarbij echt een leerling van de zalige Franciscus zou blijken te zijn. In zijn spreken vermeed hij immers altijd raadselachtigheid en mooie woorden waren hem vreemd. top
2. Wat ik over die gelukzalige man te weten heb kunnen komen, heb ik in drie boeken ingedeeld. Ieder daarvan verdeelde ik weer in hoofdstukken. Dat heb ik gedaan om te voorkomen, dat ik de gebeurtenissen door elkaar zou vertellen zonder rekening te houden met de tijd, waarop ze plaats vonden. dan zou de chronologische volgorde in gedrang kunnen komen en zou men wel eens kunnen gaan twijfelen aan de waarheid van mijn verhaal. Het eerste boek houdt zich aan de historische loop van de gebeurtenissen. Hoofdzakelijk gaat het daarin over zijn vergeestelijkt, zich louter op God richtend gelukzalig leven, zijn deugden en zijn heilzame lessen. Ook worden daarin enkele van de vele wonderen vermeld, die de Heer, onze God, door onze zalige Vader heeft willen bewerken, terwijl deze nog op aarde leefde.
Het tweede boek vertelt wat er gebeurd is in de laatste twee jaren van zijn leven tot aan zijn zalige dood.
In het derde boek zijn een groot aantal van de wonderen bijeengebracht - maar een nog groter aantal is verzwegen -, die de roemvolle heilige, met Christus in de hemel heersend, op aarde heeft verricht. Ook gaat het daarin over de verering, het eerbetoon en de hulde, die de zegenrijk regerende paus Gregorius hem samen met alle kardinalen van de heilige Roomse Kerk in diepe eerbied heeft bewezen door hem in de rij van de heiligen op te nemen.
Onze dank aan Almachtige God, Die ons altijd in Zijn heiligen Zijn bewonderingswaardigheid en liefde zichtbaar voor ogen stelt.
Dit was de inleiding.
Tot eer en verheerlijking van de Almachtige God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen. top

Het eerste boek over het leven van onze zalige Vader Franciscus

Hoofdstuk I Hoe hij leefde als kind van de wereld

1. In Assisi, een stad in het dal van Spoleto, leefde een man, Franciscus geheten. Van jongsaf hadden zijn wereldsgezinde ouders hem in ongebonden vrijheid laten opgroeien. En omdat hij hun minderwaardige levenswijze lange tijd tot voorbeeld had genomen, waren zijn wereldse gezindheid en ongebondenheid steeds groter geworden en overtrof hij daarin nog zijn ouders. Ook mensen immers, die tot de Christenen gerekend werden, lieten hun kinderen bewust vanaf hun eerste levensjaren in alle vrijheid opgroeien zonder te proberen ze ook maar in het minst binnen de perken te houden. Zo sterk was de greep, die deze slechte gewoonte overal op de mensen gekregen had; zozeer was deze verderfelijke methode van opvoeden als het ware vaste wet geworden. De ouders leerden hun kinderen, zodra deze hun eerste woorden stamelden, ook al dronken ze nog de moedermelk, door gebaren en woorden bepaalde, zeer afkeurenswaardige dingen; en wanneer de zuigelingentijd voorbij was, dwongen ze hen niet alleen gemene en liederlijke zingen te zeggen, maar die ook te doen. En geen van die kinderen waagde het uit schroom, zoals die eigen is aan die leeftijd, zich behoorlijk te gedragen. Deed er ‚‚n het wel, dan kon hij rekenen op zware straf. Met recht zegt daarom een heidens dichter: 'Omdat we opgegroeid zijn in de leerschool van onze ouders, zijn we vanaf onze jeugd een prooi van alle kwaad.' En hij heeft gelijk. Want hoe beter in vervulling gaat wat ouders voor hun kinderen wensen, des te meer nadeel ondervinden die kinderen ervan. En als ze dan nog wat ouder geworden zijn, drijft hun eigen aandrang hen van kwaad tot erger. Uit een verziekte wortel kan immers alleen maar een zieke boom groeien en wanneer iets eenmaal misvormd is, kan men het nauwelijks meer in behoorlijke vorm brengen. Maar dan komt de tijd dat ze volwassen worden. Hoe denk je, dat ze dan zullen zijn? Geloof me, ze laten zich door iedere soort losbandigheid meeslepen. Ze mogen immers vrij doen waar ze zin in hebben. En met alle ijver maken ze zich dienstbaar aan het kwaad. Wanneer ze immers zo, uit vrije wil, voor de slavernij aan de zonder gekozen hebben, stellen ze hun hele persoon in dienst van de ongerechtigheid. Van Christendom is er in hun wijze van leven geen spoor meer te bekennen; Christen zijn ze alleen nog in naam. En meestal verzinnen de ongelukkigen er dan nog dingen bij, die erger zijn dan die ze gedaan hebben. Stel je voor, dat ze minder schuldig waren; ze zouden er wel eens meer veracht om kunnen worden! top
2. In die beklagenswaardige leerschool groeide de man, die we nu als heilige vereren en die dat ook werkelijk is, vanaf zijn eerste levensjaren op en bijna tot zijn 25e jaar heeft hij zijn leven daarin op rampzalige wijze verspild. Tot zijn ongeluk was hij zijn leeftijdgenoten door zijn vorderingen in dat zinloze leven ver vooruit; hij werd de gangmaker bij hun minderwaardige streken en meer dan anderen zette hij zich voor de dwaasheid in. Allen bewonderden hem en hij deed er ook zijn best voor de anderen te overtroeven in ijdele grootdoenerij, het uithalen van streken, het trekken van de aandacht, het uitslaan van onkiese en nietszeggende taal en door het dragen van zwierige, weelderige kleren. Want hij was rijk genoeg, niet gierig, maar verkwistend; geen oppotter van geld, maar een verbrasser van zijn bezit, een behoedzaam zakenman, die echter alles met grote lichtvaardigheid kon verspillen. Toch ook weer iemand, die zich als gentleman wist te gedragen, die toegankelijke en zeer vriendelijk in de omgang kon zijn, al deed dat hemzelf geen goed. Immers juist daarom liepen velen hem achterna, lieden, die zijn streken toejuichten en hem opstookten tot wandaden. En zo dan, aan het hoofd van een troep brooddronken schelmen, trok hij, vol trots en zich de leider wetend, door de straten van 'Babylon', totdat de Heer vanuit de hemel Zijn ogen op hem richtte, hem omwille van Zichzelf geen slachtoffer maakte van Zijn toorn en zijn mond beteugelde door hem te maken tot een verkondiger van Zijn heerlijkheid. Want Hij wilde hem niet helemaal verloren laten gaan. De Allerhoogste strekt daarom Zijn hand over hem uit en bracht een ommekeer in hem teweeg. Door hem wilde Hij immers de zondaars weer het vertrouwen geven dat ze in genade konden worden aangenomen; voor allen wilde Hij hem tot voorbeeld maken, hoe ze weer konden terugkeren naar God. top

Hoofdstuk II Hoe God contact met hem zocht door een ziekte en in een nachtelijk visioen

3. Nog altijd stortte de man zich met jeugdige geestdrift in de zonde, ongeremd dreef de grilligheid van zijn leeftijd hem ertoe zijn jeugddriften uit te leven; als geïnfecteerd door het gif van de oude slang wist hij van geen matiging. Maar dan opeens komt Gods wraak, of liever Gods genade over hem en roept zijn dwalende geest tot de orde. Hij wordt ziek en zijn geweten begint te spreken. Zegt de profeet niet: 'Zie, ik zal uw weg versperren met doornen en blokkeren met een muur?' Het lange ziek-zijn - iets wat de mensen zelf over zich afroepen door hun hardnekkigheid, omdat ze dan bijna alleen door straf te verbeteren zijn - maakte hem murw en geleidelijk begon hij tot andere gedachten te komen. En toen hij wat bijgekomen was en om helemaal te herstellen leunend op een stok in huis wat rond begon te lopen, ging hij op zekere dag naar buiten en bekeek vol interesse het omliggende landschap. Maar noch de schoonheid van de velden noch de liefelijkheid van de wijngaarden, niets van alles, waarnaar hij anders graag keek, kon hem maar enigszins bekoren. Hij was er verwonderd over, dat hij plotseling zo anders geworden was en vond hen, die van dat alles hielden, maar grote dwazen. top
4. Vanaf die dag begon hij zichzelf onbeduidend te voelen en vatte hij een soort afkeer op voor wat hij vroeger bewonderd en bemind had. Maar toch niet zonder meer en ook niet volledig. Hij was immers nog niet los van zijn schijnwereld en hij had het juk van zijn verdorven slavernij nog niet helemaal afgeschud. Zeer moeilijk is het immers gewoonten af te leren en wanneer iets wortel geschoten heeft in de ziel, rukt men het niet gemakkelijk uit. Ook al heeft men er lang geen aandacht aan geschonken, het eerst aangeleerde vergeet men nooit; fouten, die men voortdurend begaat, worden meestal een vanzelfsprekend iets. En zo probeerde Franciscus nog steeds de hand van God te ontvluchten. De vaderlijke waarschuwing is zelfs enige tijd uit zijn gedachten. Weer lacht het geluk hem toe en daardoor keren zijn gedachten terug naar wat de wereld biedt. Wat God met hem voorheeft, weet hij niet; hij wil zich nog steeds inzetten voor grote daden om gezien te zijn in de ogen van de mensen, maar wat betekent dat? En hij krijgt zijn kans. Een edelman uit Assisi is bezig een troep flink gewapende lieden bijeen te brengen. Bezeten door begeerte naar waardeloze roem en belust op buit en eer heeft hij besloten Apulië in te trekken. Franciscus hoort dit. Lichtzinnig als hij is en maar al te moedig, spreekt hij met hem af mee te gaan. In adellijke afkomst en rijkdom is hij zijn mindere, maar zijn trots en spilzucht zijn minstens even groot. top
5. Op een nacht nu, terwijl hij in zijn gedachten bezig is met de uitvoering van dat plan en zijn vurig verlangen om de tocht te maken steeds sterker wordt, brengt Hij, Die hem al een keer Zijn strenge gerechtigheid had laten voelen, hem in een nachtelijk visioen in de ban van de bekoorlijkheid van Zijn liefde. En omdat nu eenmaal Franciscus' verlangen uitgaat naar roem, trekt Hij hem tot Zich door hem te begeesteren voor de hoogste roem. In een droom meende Franciscus zijn hele huis te zien als één groot arsenaal, vol met zadels, schilden, lansen en ander wapentuig. Wel was hij er zeer verheugd over, maar toch vroeg hij zich in stilte vol verbazing af, wat dit te betekenen had. Hij was immers niet gewoon dergelijke dingen in zijn huis te zien, maar veeleer stapels laken om te verkopen. terwijl hij nu verbijsterd over de ongewone gang van zaken stond toe te zien, werd hem duidelijk gemaakt, dat al die wapens voor hem en zijn vrienden bestemd waren. Toen hij 's morgens wakker werd, stond hij dan ook goedgeluimd op. Hij ziet zijn droom als een voorteken van groot succes en is er zeker van, dat zijn tocht naar Apulië gunstig zal verlopen. Hij wist immers niet wat de eigenlijke betekenis was, en begreep nog helemaal niet, wat hem vanuit de hemel als taak was opgedragen. Toch had hij kunnen vermoeden, dat hij de droom niet op de juiste manier had uitgelegd. De droom had wel op een of andere manier te maken met krijgsdaden, maar zijn vreugde erover was anders dan gewoon. In zekere zin moest hij zich geweld aandoen om zijn plannen uit te voeren en de vurig verlangde tocht te ondernemen. Zeer terecht wordt er eerst melding gemaakt van wapens en het is veelbetekenend, dat ze vervolgens worden gegeven aan de man, die als een tweede David zou gaan strijden met degene, die de titel 'De gewapende Sterke' draagt, om in naam van God, de Heer der heerscharen, aan de diep ingevreten verguizing van Israël door zijn vijanden een eind te maken. top

Hoofdstuk III Hoe hij inwendig veranderd, maar uiterlijk dezelfde, zinnebeeldig sprak over een gevonden schat en een bruid

6. Als hij dan van gezindheid veranderd is - in zijn uiterlijk gedrag merkte men het nog niet -, besluit hij niet meer naar Apulië te gaan. Hij probeert zijn wil af te stemmen op de wil van God. Korte tijd onttrekt hij zich aan de beslommeringen van zijn wereldse zaken en is hij erop uit Jezus Christus onopvallend te doen leven in zijn hart. Als een voorzichtig koopman houdt hij deze parel, die hij gevonden heeft, voor anderen verborgen om te voorkomen, dat men ermee spot, en heimelijk probeert hij haar zich ten koste van alles tot eigendom te maken. Nu was er in Assisi een man, die hij meer dan wie ook genegen was, omdat hij even oud was als hijzelf. De langdurige vertrouwelijke omgang met hem en hun wederkerige genegenheid gaven het de moed om met hem over zijn geheimen te spreken. Vaak nam hij hem mee naar een afgelegen plaats, die zich voor gesprekken goed leende. Hij verzekerde hem, dat hij een grote, kostbare schat gevonden had. Zijn vriend was daar zeer verheugd over; hij interesseerde zich voor wat hij gehoord had en graag ging hij met hem mee, telkens wanneer het hem gevraagd werd. In de omgeving van de stad bevond zich een grot. Dikwijls gingen ze daarheen en spraken met elkaar over de schat. Dan ging de man Gods, die alleen al om zijn heilig voornemen heilig was, de grot binnen, terwijl zijn vriend buiten wachtte. Een ongekende, geheel eigen vervoering kwam dan over hem en smekend richtte hij zich in het verborgene tot zijn Vader. Hij stond er absoluut op, dat niemand zou weten, waar hij binnen in die grot op uit was. Hij stelde het voor alsof het om die schat ging, maar het betere, waarnaar hij zocht, hield hij zorgvuldig voor zichzelf, en voor zijn heilig plan raadpleegde hij God alleen. Zich geheel gevend bad hij de eeuwige, ware God, dat Deze de richting van zijn levensweg zou bepalen en hem zou leren Zijn wil te doen. Innerlijk had hij het zeer zwaar te verduren en eerst, toen hij werkelijk bereikte wat hij zich voorgenomen had, kon hij tot rust komen. In een bonte reeks, de een na de andere, kwamen de gedachten bij hem op en hevig verwarde het hem, dat hij niet wist, wat hij ermee moest doen. Een goddelijk vuur zette zijn hart in vuur en vlam en de uitstraling van die innerlijke gloed kon hij niet verborgen houden. Hij betreurde de zware zonden, waarmee de ogen van Gods majesteit gekwetst had, en al het welbehagen in het kwaad van verleden of heden was voorbij; maar hij durfde er nog niet volledig op te vertrouwen, dat hij er zich in de toekomst voor zou hoeden. En wanneer hij dan weer naar buiten kwam bij zijn vriend, was hij zo uitgeput, dat hij een ander geworden scheen. top
7. Op zekere dag had hij vuriger gebeden dan ooit, dat de Heer hem genadig zou zijn. Toen maakte de Heer hem duidelijk, wat hij moest doen. En zo groot was de vreugde, die hem daarna overweldigde, dat hij zichzelf niet kon bedwingen en zijn omgeving iets van zijn geheim openbaarde, ook al wilde hij het feitelijk niet. Maar hoezeer ook de hevigheid van de liefde, die in hem ontvlamd was, hem het zwijgen onmogelijk maakte, hij sprak zeer voorzichtig en raadselachtig. Zoals gezegd, had hij met zijn boezemvriend gesproken over een gevonden schat; ook met anderen probeerde hij in beelden te spreken. Hij zei, dat hij niet naar Apulië‰ wilde gaan, maar hij beloofde, dat hij in zijn eigen stad iets groots en edels tot stand zou brengen. De mensen dachten, dat hij van plan was in het huwelijk te treden en vroegen hem: 'Wil je gaan trouwen, Franciscus?' En hij antwoordde: 'Ja, ik ga me een bruid nemen, edeler en schoner dan jullie ooit gezien hebben, een bruid, die de anderen in schoonheid overtreft en in wijsheid boven allen staat.' Met zijn smetteloze bruid bedoelde hij het direct op God gerichte leven, dat hij ook werkelijk op zich genomen heeft, en zijn verborgen schat is het rijk der hemelen, waarnaar hij steeds zo vurig heeft gezocht. Hij, die bestemd was een trouw en waarachtig dienaar van het evangelie te zijn, moest wel op evangelische wijze geroepen worden. top

Hoofdstuk IV Hoe hij alles verkocht en de ontvangsten niet wilde hebben

8. In die stemming en gesterkt door de heilige Geest ging de zalige dienaar van de Heer, nu eenmaal de vastgestelde tijd gekomen was, de gezegende weg, waartoe zijn hart hem dreef, de weg waarlangs men onder verwerpen van al het aardse komt tot het hoogste goed. Trouwens, hij mocht ook niet langer wachten. Overal was de dodelijke ziekte van de wereldse gezindheid zo in hevigheid toegenomen en zo velen had ze geheel in haar greep gekregen, dat als de geneesheer niet heel gauw zou komen, de levensadem afgesneden en het leven weggerukt zou worden. Hij stond dus op, tekende zich met het krachtgevende teken van het heilig kruis, zadelde zijn paard, besteeg het en reed haastig, een paar rollen laken meenemend om te verkopen, naar de stad Foligno. Daar verkocht hij, zoals gewoonlijk, al zijn koopwaar en ook het paard, waarop hij gekomen was - hij was immers een welgesteld koopman - wist hij voor een goede prijs kwijt te raken. vervolgens keerde hij van de markt terug en nu hij zijn waren aan de man had gebracht, overlegde hij gewetensvol bij zichzelf, wat hij met het geld zou doen. Maar al gauw gingen zijn gedachten onder de werking van God een heel andere kant uit. Het werd hem ondragelijk dat geld ook nog maar een uur bij zich te houden. Alle winst, die hij ermee kon maken, werd voor hem als waardeloos zand en zo haastig mogelijk wilde hij er zich van ontdoen. Op zijn terugweg naar Assisi kwam hij bij een kerk, die heel lang geleden langs de weg was gebouwd ter ere van de heilige Damianus. Zij was echter zo oud, dat ze op het punt stond in te storten. top
9. De nieuwe soldaat van Christus liep erheen en ging, pijnlijk getroffen door het grote verval, met eerbiedige schroom naar binnen. En toen hij daar een arm priester aantrof, kuste hij met gelovige eerbied zijn gewijde handen, bood hem al zijn geld aan en vertelde hem alles, wat hij van plan was. De priester was verbijsterd. Ongelofelijk snel, al te plotseling, had de situatie zich gewijzigd. Hij begreep er niets van weigerde te geloven wat hij gehoord had. Hij dacht, dat hij voor de gek gehouden werd en wilde het aangeboden geld niet hebben. Gisteren nog, kon je zeggen, had hij hem onder verwanten en kennissen de grote heer zien uithangen en de super-dwaas zien spelen. Maar Franciscus bleef aandringen. Hij deed zijn uiterste best geloof te vinden voor zijn woorden en steeds dringender smeekte hij de priester ook, terwille van de Heer, bij hem te mogen blijven. Eindelijk vond deze het laatste goed, maar uit vrees voor Franciscus' ouders wilde hij het geld niet aannemen. Toch was de verachting van Franciscus voor het geld echt. Hij gooide het in een nis: stof was het voor hem, meer niet. Zijn verlangen ging immers uit naar de wijsheid, die meer waar is dan goud; hij wilde zich inzicht verwerven, iets wat kostbaarder is dan zilver. top

Hoofdstuk V Hoe zijn vader hem achternaging en gevangen zette

10. De dienaar van de verheven God bleef dus bij de priester. Ondertussen zocht zijn vader overal onvermoeid naar hem. Hij wilde weten, wat er met zijn zoon gebeurd was. En toen hij van zijn gedrag hoorde, werd hij zeer bedroefd. De onverwachte gang van zaken bracht hem in grote verwarring. Hij riep zijn vrienden en buren bijeen en haastte zich naar de verblijfplaats van de man Gods. Maar toen deze, nog niet getraind in de dienst van Christus, zijn achtervolgers hoorde dreigen en voorvoelde, dat ze bij hem zouden komen, wilde hij hun kwaadheid uit de weg gaan en dook hij onder in een geheime schuilplaats, waarvoor hij tevoren zelf gezorgd had, omdat hij iets dergelijks verwacht had. Die schuilplaats was binnenshuis en toevallig slechts aan één man bekend. Een hele maand lang hield hij zich daarin onafgebroken schuil; zelfs voor zijn natuurlijke behoeften durfde hij nauwelijks naar buiten te komen. Het voedsel, dat hij zo nu en dan kreeg, at hij in zijn schuilplaats op, en wat men voor hem deed, gebeurde in het diepste geheim. Zonder ophouden bad en smeekte hij, terwijl de tranen hem over de wangen stroomden, dat God hem uit de handen van zijn achtervolgers zou houden. Onder vasten en wenen vroeg hij de barmhartige Verlosser om met de hulp van Zijn welwillende, genadevolle steun te mogen volbrengen wat hij uit liefde voor Hem beloofd had. En omdat hij er niet op vertrouwde door eigen inspanning iets te kunnen bereiken, legde hij heel zijn plan met al zijn zorgen in de handen van de Heer. En hoe donker het hol ook was, waarin hij zat, en hoe diep hij tot nu toe ook in de put gezeten had, op dat moment werd hij door een onuitsprekelijke blijheid overweldigd zoals hij die tot dan toe nog nooit ondervonden had. En zozeer raakte hij daardoor in vuur en vlam, dat hij zijn schuilplaats verliet en zich openlijk tot mikpunt maakte van de boosaardigheid van zijn achtervolgers. top
11. Zonder zich verder te bedenken kwam hij meteen naar buiten en haastig ging hij vol energie en opgewekt op weg naar de stad om voor de Heer te strijden. Zijn bescherming zocht hij in zijn geloof en vertrouwen op God was zijn wapenrusting. De gloed van Gods bezieling brandde in hem en heftig verweet hij zichzelf zijn heldhaftig gebrek aan durf. Toen zijn bekenden hem zagen en het verschil met vroeger opmerkten, begonnen zijn hem te beklagen en verwijten te doen. Zij scholden hem uit voor waanzinnige gek en gooiden hem met modder en stenen. En omdat zij zagen, hoe andere hij zich gedroeg en hoe mager hij door versterving geworden was, schreven ze heel zijn doen en laten toe aan uitputting en waanzin. Maar het is waardevoller iets geduldig te ondergaan dan minachtend te doen alsof men erboven verheven is; daarom liet Gods dienaar zich zwijgend alles welgevallen. Hoe kwetsend hij ook behandeld werd, liet hij zich niet breken noch kwam hij tot ander gedachten; integendeel, hij dankte de Heer ervoor. De boosaardige vervolging van iemand, die het goede zoekt, is immers tevergeefs; hoe heftiger de aanvallen zijn, des te grootser zal hij overwinnen. Wanneer iemand werkelijk edel van zin is, zegt een zeker schrijver, maakte een smadelijke behandeling hem alleen maar standvastiger. top
12. Een tijd lang werd er daarna in de stad in straten en op pleinen over hem gepraat en waren er opstootjes om hem. En toen hier en daar de spotters nogal luidruchtig te werk gingen, hoorden velen er van en kwamen de praatjes ook zijn vader ter ore. Maar toen deze de naam van zijn zoon in dit verband hoorde en vernam, dat zijn zoon het middelpunt van heel dat gedoe van zijn stadgenoten was, ging hij er onmiddellijk op af, niet om hem te bevrijden, maar om hem mores te leren. Zonder een spoor van zelfbeheersing vloog hij op hem toe als een wolf op een schaap, keek hem met grimmige woede aan, greep hem en sleurde hem, zonder zich ook maar enigszins te generen, onbehouwen zijn huis in. Medelijden kende hij niet. Een paar dagen sloot hij hem op in een donker hok. Hij dacht hem wel naar zijn hand te kunnen zetten. En toen woorden niets uithaalden, legde hij de zweep erover en zette hij hem vast. maar juist daardoor werden het verlangen en de vastberadenheid van Franciscus om zijn heilig plan door te zetten steeds sterker. Beschimpingen, verwijten, boeien, alles liet hij gelaten over zich heengaan. Wanneer iemand zich immers geroepen weet om zich ook bij moeilijkheden te verheugen kunnen slagen noch gevangenschap hem geestelijk van de wijs brengen, zijn evenwicht verstoren of hem terughalen uit het gevolg van Christus. Onstuimige vloedgolven mogen hem bedreigen, hij die in zijn nood hulp zoekt bij de Zoon van God kent geen angst. Om immers te voorkomen, dat wij onze moeilijkheden groot vinden, wijst Gods Zoon er voortdurend op, dat Hij zelf veel zwaarder lijden te verduren heeft gehad. top

Hoofdstuk VI Hoe zijn moeder hem zijn vrijheid teruggaf en hij in het bijzijn van de bisschop zijn kleren uittrok

13. Toevallig was zijn vader in verband met een dringende familiekwestie enige tijd op reis. De man Gods zat nog steeds geboeid thuis opgesloten en alleen zijn moeder was met hem in huis. Omdat zij het niet eens was met het optreden van haar man, ging zij naar Franciscus toe en begon een vriendelijk gesprek met hem. Ze wilde hem van zijn plannen afbrengen, maar zag al gauw, dat dit onmogelijk was. Toen echter kregen haar moederlijke gevoelens voor hem de overhand. Ze maakte hem los en liet hem vrij weggaan. En de almachtige God dankend keerde hij dadelijk terug naar zijn vroegere verblijfplaats. Zijn optreden was al wat vrijmoediger, nu hij in de leerschool van de beproevingen zijn eerste training had doorstaan; in de periode van zijn telkens weer opnieuw gevoerde strijd was hij er opgeruimder uit gaan zien; de kwetsende behandeling had hem onbezorgder gemaakt en nu hij vrij kon gaan en staan waar hij wilde, was zijn grotere zelfbewustheid duidelijk te zien. Ondertussen kwam zijn vader weer thuis en toen hij zijn zoon daar niet meer aantrof, pakte hij de zaak weer op de verkeerde manier aan. Hij deed zijn vrouw de heftigste verwijten en razend en tierend rende hij naar de verblijfplaats van zijn zoon. Als hij hem niet van zijn onzalig plan zou kunnen afbrengen, wilde hij hem in ieder geval uit de streek verjagen. Maar wanneer men in eerbiedige vrees de Heer als zijn meester erkent, mag men vertrouwen op Zijn krachtige hulp. Toen dan ook de zoon, het kind van de genade, zijn vader, wiens aards kind hij was, hoorde aankomen, ging hij hem onbekommerd en opgeruimd tegemoet. Vrijmoedig riep hij hem toe, dat zijn boeien en slagen hem niets konden schelen; integendeel, dat hij omwille van de Heer iedere kwelling graag zou doorstaan. top
14. Toen begreep zijn vader eindelijk, dat er niets met hem te beginnen was. Het enige waar hij zich nog het hoofd over brak en wat hem nog angstig bezorgd maakte. was de vraag, hoe hij het geld van hem los kon krijgen. De man Gods had het helemaal willen gebruiken om voor de armen daar voedsel te kopen en hun huizen te herstellen. Maar niet alleen gaf hij niet meer om dat geld, ook liet hij zich niet misleiden door de gedachte aan het goede, dat hij gemeend had ermee te kunnen doen. Omdat hij er helemaal niet aan gehecht was, deed het verlies ervan hem niets. Het vinden van het geld echter, dat hij in diepe verachting voor het aardse en alleen maar verlangend naar hemelse rijkdom in een stoffige nis had weggegooid, kalmeerde de razende woede van zijn vader wat. De opluchting, die het vinden ervan hem gaf, leste enigermate de dorst van zijn hebzucht. Daarna bracht hij zijn zoon voor de bisschop van de stad. Hij wilde, dat hij in diens handen afstand zou doen van al zijn bezit en het hem zou geven. De man Gods dacht er echter niet over dit te weigeren; integendeel, hij was dolgelukkig en een en al bereidwilligheid en verlangde niets liever dan zo snel mogelijk aan die eis te voldoen. top
15. Toen hij voor de bisschop gebracht was, wachtte hij geen ogenblik en duldde dat ook van niemand; hij zei geen woord en gaf geen ander de kans ertoe; dadelijk kleedde hij zich helemaal uit, gooide zijn kleren op de grond en gaf ze zo aan zijn vader terug; zelfs zijn lendendoek wilde hij niet houden en hij geneerde zich er niet voor in volle naaktheid voor de ogen van heel het gezelschap te staan. Toen stond de bisschop, die zijn bezieling opmerkte en vol bewondering was voor zijn onstuimige vastberadenheid, onmiddellijk op, sloeg zijn armen om hem heen en hulde hem in zijn mantel. Duidelijk zag hij, dat God hier iets van plan was, en hij begreep, dat wat hij de man Gods met eigen ogen had zien doen, een diepere betekenis had. daarom gaf hij hem van toen af aan zijn hulp. Hij steunde en bemoedigde hem en liet hem in diepe genegenheid de bescherming van zijn liefde daadwerkelijk ondervinden. En zie, vanaf dat moment staat Gods dienaar, doordat hij zich van al het aardse heeft losgemaakt, oog in oog met zijn onaardse vijand, die in het aardse niets meer bij hem te zoeken heeft, en levert een directe strijd met hem. Hij doet afstand van alles, wat de wereld hem biedt, om zijn aandacht uitsluitend te richten op wat gerecht is in de ogen van God. Van nu af aan is hij erop uit de verachting voor zichzelf zozeer in daden om te zetten door niet in het minst meer voor zichzelf te zorgen, dat hij reeds op zijn levensweg in zijn volkomen onthechting de vrede zou vinden, ondanks de belemmeringen, en alleen zijn lichaam nog als een wand zou staan tussen hem en de aanschouwing van God. top
16. Niet meer pronkend in fijn scharlaken, alleen nog maar met een lendendoek om, zwierf hij rond. En toen hij eens een Frans lied zong ter ere van zijn Heer en door het bos liep, stortten zich plotseling een paar rovers op hem. Onheilspellend vroegen ze, wie hij was. Hij antwoordde onverschrokken: "Ik ben de heraut van de grote Koning. Waar bemoeien jullie je mee?" Ze gaven hem een pak slaag, gooiden hem in een diepe kuil vol sneeuw en riepen: "Blijf daar maar wat liggen jij, kinkel met je heraut-van-God." Maar hij rolde zich een paar keer heen en weer, schudde toen ze weggingen, de sneeuw van zich af en kwam uit kuil. Hij kon zijn vreugde niet op en luidkeels begon hij in het bos een loflied te zingen voor zijn Schepper. Tenslotte belandde hij in een monnikenklooster. Verscheidene dagen bleef hij daar. In een versleten hemd hielp hij wat in de keuken en nam zelfs genoegen met een beetje soep om zijn honger te stillen. Maar toen hij bij hen niet eens afgedankte kleren kon krijgen (ze zagen hem gewoon niet staan), ging hij weer verder, niet omdat hij kwaad was, maar noodgedwongen. Zijn volgende pleisterplaats was Gubbio, waar een vroegere vriend hem aan wat kleren hielp. Toen hij na verloop van tijd steeds bekender werd, herinnerde de overste van het klooster zich hem en besefte wat ze de man Gods hadden aangedaan. Hij kwam bij hem en vroeg hem smekend omwille van de Verlosser hem en zijn medebroeders te vergeven. top
17. In zijn heilig verlangen om zich geheel weg te cijferen zocht hij daarna de melaatsen op. Hij deelde hun leven en om wille van God stelde hij zich met de grootste toewijding in hun dienst. Niet alleen waste hij hun door de ziekte wegterend lichaam, maar ook hun etterende wonden maakte hij schoon. In het geschrift, door hem genoemd zijn Testament, zegt hij later daarover: 'Toen ik nog in zonde leefde, walgde ik er al van, als ik melaatsen alleen maar zag; maar de Heer bracht me temidden van hen en ik ben barmhartig voor hen geweest.' Zo groot was immers, naar zijn zeggen, zijn afkeer om melaatsen te zien, dat hij in zijn wereldse jaren zijn neus al dichtkneep, als hij zelfs op twee mijl afstand hun huizen zag. Maar op een dag, toen de werking van de genade van de Allerhoogste zijn denken reeds richtte op heilig en waardevolle zaken, maar hij toch in gezindheid en kleding de wereld nog niet opgegeven had, kwam hij een melaatse tegen. Wel kostte het hem moeite, maar hij wist zichzelf te overwinnen, ging naar de man toe en kuste hem. Vanaf dat moment begon hij zichzelf steeds onbeduidender te vinden en zich steeds meer te verachten, totdat hij tenslotte door de barmhartigheid van God geheel de baas werd over zijn eigen ik. Maar niet alleen melaatsen hielp hij, toen hij nog in de wereld was en haar toebehoorde, ook anderen, die in nood verkeerden, kwam hij te hulp. Gul gaf hij aan mensen, die niets bezaten, en wanneer iemand in de put zat, leefde hij hartelijk mee. En toe hij eens tegen zijn gewoonte in - want hoffelijk was hij in hoge mate - op onheuse wijze het verzoek van een arme om een aalmoes had afgewezen, kreeg hij er dadelijk spijt van. De gedachte kwam bij hem op, hoe afkeurenswaardig en minderwaardig het feitelijk was een verzoek te weigeren, wanneer dit gedaan werd namens zo'n grote koning. Vast nam hij zich voor in de toekomst zo mogelijk nooit meer iets te weigeren, dat hem gevraagd werd in de naam van God. Hieraan heeft hij zich strikt gehouden, totdat hij zich gaf met heel zijn persoon. De evangelische raad: 'Als iemand iets van je vraagt, geef het hem en als iemand iets van je wil lenen, keer je niet af', heeft hij in praktijk gebracht, voor hij ze anderen als richtsnoer leerde. top

Hoofdstuk VIII Hoe hij bouwde aan de kerk van de heilige Damianus; en hoe de daar wonende vrouwen leefden

18. Het eerste wat Franciscus ging doen, toen hij onder de macht van zijn vader was uitgekomen, was: opbouwen van een huis van God. Hij probeerde niet een heel nieuw huis te bouwen, maar zijn werk beperkte zich tot het herstellen en restaureren van een door ouderdom en verval aangetast gebouw, dat op instorten stond. De fundamenten liet hij liggen en bouwde daarop voort. Zonder het te weten liet hij Christus de eer; niemand immers kan een ander fundament leggen dan wat reeds gelegd is, Jezus Christus. Teruggekeerd dus naar de plaats, waar lang geleden de kerk van de heilige Damianus was gebouwd, ging hij vol ijver aan de slag en, dank zij de genadevolle hulp van de Allerhoogste, had hij haar in korte tijd hersteld. Hier, op deze gezegende en gewijde plaats, is ongeveer zes jaar na de bekering van de zalige Franciscus door bemiddeling van diezelfde heilige man de roemvolle, verheven Orde van de godgewijde Arme Vrouwen ontstaan; hier ook leeft Vrouwe Clara, in Assisi geboren, die als de kostbaarste en meest onaantastbare bouwsteen het fundament werd, waarop de verdere bouw steunde. Na het ontstaan van de orde van de broeders gaf zij gehoor aan de vermaningen van de heilige man en wijdde zich geheel aan God. Voor ontelbaren was zij hierin een voorbeeld, terwijl velen haar volgden en grote voortgang boekten. Adellijk was zij door geboorte, van hoger adel door de genade van God; ongerept van lichaam, ongerepter nog van geest; een meisje in jaren, maar geestelijk volkomen gerijpt; onwrikbaar hield zij aan haar voornemens vast en waar het ging om de liefde van God, kende haar brandend verlangen geen grenzen; haar van nature gegeven wijsheid ging met de diepste nederigheid gepaard; de 'Stralende' was haar naam, stralender was zij door haar wijze van leven, maar bovenal stralend was zij door de rijkdom van haar deugden, die er de achtergrond van waren. top
19. Zo steunde op haar dat edele bouwwerk, haar orde, opgetrokken uit de kostbaarste edelstenen, die door geen mens naar waarde te prijzen zijn. Dit is alleen voorbehouden aan God. Te beperkt is ons denken om zich een denkbeeld van hun waarde te kunnen vormen en ons spreken schiet te kort. Alles overheersend domineert in die gemeenschap als voornaamste de deugd van blijvende, wederzijdse liefde. En deze stemt aller wil zo op elkaar af, dat ze, wanneer ze met veertig of vijftig tegelijk ergens samenzijn, hetzelfde willen en niet willen en één zijn van geest en hart, hoezeer ze onderling ook verschillen. Daarnaast straalt in ieder van hen de parel van de nederigheid. Deze brengt hen ertoe de van de hemel ontvangen gaven en geschenken zo behoedzaam voor zichzelf te houden, dat ze geen beletsel zijn om ook de andere deugden te verwerven. Verder verspreidt de lelie van de maagdelijke kuisheid bij hen haar wonderheerlijke geur. Deze omvangt en doordringt hen zozeer, dat ze met opzijzetten van alle aardse gedachten alleen maar verlangen aan het hemelse te denken. En onder de bedwelming ervan ontspringt in hun hart zo'n intense liefde voor de eeuwige Bruidegom, dat deze in haar heilige puurheid iedere genegenheid uit het vroegere buitensluit. Op de vierde plaats gaan ze terwille van de allerhoogste armoede zover, dat ze er meestal zelfs moeite mee hebben aan hun dringendste behoeften aan voedsel en kleding te voldoen. top
20. Als vijfde parel bezitten zij op bijzondere wijze de gave van onthechting en zwijgzaamheid. Zonder zich veel geweld aan te doen houden zij de begeerten van hun lichaam in toon en bedwingen ze hun tong. Sommigen van hen hebben het spreken praktisch helemaal verleerd en wanneer ze noodgedwongen wel moeten spreken, weten ze nauwelijks meer, hoe ze zich moeten uitdrukken. Vervolgens is er de deugd van geduld. Deze blijken ze in alle omstandigheden op bewonderenswaardige wijze te kunnen beoefenen. Wat er ook gebeurt, of ze nu in moeilijkheden komen of tegenslagen ondervinden, of men ze lastig valt of beledigend behandelt, niets brengt hen van de wijs of in verwarring. Als zevende en laatste parel hebben zij zich de hoogste graad van beschouwing eigen gemaakt. Daarin komen zij te weten, wat ze al of niet moeten doen, en bezitten zij de gelukkige gave hun geest vrije en toegankelijk te maken voor God, terwijl ze dag en nacht tot God bidden en Zijn heerlijkheid bezingen. Moge de eeuwige God de goedheid hebben aan dat wat zo heilig begon, Zijn heiligende genade te schenken, opdat het nog heiliger zijn einde bereikt. En laat voorlopig wat ik heb verteld over de godgewijde maagden en trouwe dienaressen van Christus, voldoende zijn. Om hun bewonderenswaardig leven en de roemvolle levensregel, die zij van paus Gregorius, in die tijd bisschop van Ostia, gekregen hebben, volledig weer te geven, zou men een apart boek moeten schrijven, wat veel tijd zou vragen. top

Hoofdstuk IX. Hoe Franciscus, anders gekleed dan in de eerste tijd, de kerk van Santa Maria in Portiuncula herstelde; hoe hij na een evangelielezing alles opgaf en waarom hij zijn habijt zo maakte, als de broeders het nu dragen.

21. Ondertussen was Gods heilige, die nu anders gekleed was dan vroeger, met het herstel van de juist genoemde kerk klaar. Hij ging op weg naar een andere plaats in de buurt van Assisi. Daar begon hij opnieuw een vervallen en bijna ingestorte kerk op te bouwen en bleef ermee bezig, tot hij alles in orde had gebracht. Daarna trok hij weer verder en kwam op een plaats, Portiuncula genaamd. In het verre verleden had men er een kerk gebouwd ter ere van de maagdelijke Moeder van God. Nu was de kerk verlaten en niemand bekommerde zich er meer om. Toen Gods heilige zag hoe vervallen ze was, voelde hij een steek in zijn hart, want hij was de Moeder van alle goeds zeer genegen en toegewijd, en hij besloot daar verder voorgoed te blijven wonen. Meteen begon hij ook aan deze kerk te werken en toen hij ze eindelijk had hersteld, was hij al meer dan twee jaar bekeerd. In die tijd kleedde hij zich als een soort monnik: hij droeg een monnikenmantel, had als gordel een riem en liep op schoenen met een staf in zijn hand. top
22. Maar op een dag was hij in die kerk, toen uit het evangelie voorgelezen werd, hoe de Heer zijn leerlingen uitgezonden had om te preken. Omdat de woorden van het evangelie op de een of andere wijze indruk op hem hadden gemaakt, maar hij ze niet helemaal begreep, ging hij na de heilige mis naar de priester en vroeg hem dringend het evangelie nader uit te leggen. De priester vertelde hem alles nog eens heel nauwkeurig. Maar toen Franciscus hoorde, dat de leerlingen van Christus geen goud of zilver of geld mochten bezitten, dat ze op reis geen beurs, tas, proviand of staf mochten meenemen, dat ze geen schoeisel noch twee habijten mochten hebben, maar dat ze het Godsrijk moesten verkondigen en oproepen tot boete, riep hij terstond, bezield door de geest van God, juichend uit: "Dat wil ik, dat zoek ik, daaraan wil ik mij met heel mijn hart geven!" En overvloeiend van vreugde haast de heilige Vader zich de heilzame woorden in daden om te zetten. Hij trekt zijn schoenen uit, legt de staf neer, wil maar één habijt meer hebben en in plaats van een riem doet hij een stuk touw om. Verder wil hij voortaan zijn habijt hebben in de vorm van een kruis om daarmee alle verleidelijke voorspiegelingen van de duivel op een afstand te houden; hij wil het hebben van een zeer ruige stof, want zijn lichaam met zijn ondeugden en begeerten wil hij erin kruisigen; en armelijk moet het zijn, zonder smaak of snit, zodat geen wereldling erdoor gecharmeerd zou kunnen worden. Maar ook het andere, wat hij gehoord had, wilde hij nauwgezet en eerbiedig ten uitvoer brengen. Want niet met dovemansoren had hij naar het evangelie geluisterd. Wat hij gehoord had, prentte hij wondergoed in zijn geheugen en zorgvuldig probeerde hij het naar de letter, precies zoals hij het gehoord had, uit te voeren. top

X Hoe hij het evangelie verkondigde en zijn vredesboodschap bracht; en hoe de eerste zes broeders zich bij hem aansloten

23. Met vurige ijver en blij gezind begon hij vervolgens allen op te roepen tot boete en door zijn ongekunstelde, gloedvolle manier van spreken wist hij zijn toehoorders zo te boeien, dat ze in eerbiedige aandacht en diep onder de indruk luisterden. Zijn woorden waren als brandend vuur, doordringend tot diep in hun hart, en vervulden hen met verbaasde bewondering. Hij was immers totaal veranderd en nu hij het hemelse op het oog had, dacht hij er niet meer aan nog terug te zien naar het aardse. Overigens is het wel een wonderlijke samenloop van omstandigheden dat hij daar, waar hij zijn eerste preek hield, ook als kind had leren lezen, en dat hij na zijn dood op dezelfde plaats zijn eerste eervolle rustplaats vond. Een zegenrijk begin kwam zo tot een nog zegen rijker voltooiing. Waar hij leerling was geweest, trad hij later op als leraar; waar hij zijn taak begonnen was, beëindigde hij ze ook. Bij het begin van iedere preek, voor hij Gods woord ging verkondigen, groette hij met de wens: 'God geve U vrede.' Dit was zijn gewone groet voor iedereen, voor mannen, vrouwen, voor allen die hij ontmoette en met wie hij in aanraking kwam, en steeds liet hij zijn oprechte genegenheid duidelijk blijken. Het gevolg was, dat velen die eerst van vrede en daarmee van het eeuwige heil niets wilden weten, met de hulp van de Heer zich er met heel hun hart om gingen bekommeren en als kinderen van de vrede alles hebben gedaan om dat eeuwige heil te bereiken. top
24. Onder degenen die getroffen werden door zijn preken, was een vroom en eenvoudig man uit Assisi. Hij werd de toegewijde volgeling van de man Gods. Na hem kwam broeder Bernardus. Ook hij wilde verkondiger van de vrede zijn. Om het hemelrijk te verwerven sloot hij zich enthousiast bij Gods heilige aan. Dikwijls had hij de zalige Vader gastvrij in zijn huis opgenomen, nauwkeurig had hij op hem gelet en uit ondervinding zijn levenswijze en gedrag leren kennen. Zijn heiligheid had hem goed gedaan, zodat hij er eerbied voor kreeg en zich op het werkelijk heilzame ging richten. Vol bewondering zag hij hem immers telkens de hele nacht bidden, heel zelden slapen en steeds God en de roemvolle Maagd Maria verheerlijken. En hij kon niet anders zeggen dan: 'Dat is werkelijk een man van God.' Het duurde niet lang of hij verkocht al zijn bezittingen en deelde ze uit aan de armen, niet aan zijn familie. Omwille van een volmaakter leven, volgde hij de raad van het evangelie op: 'Als je volmaakt wil zijn, ga dan alles, wat je bezit, verkopen en geef het aan de armen; kom daarna terug en volg Mij.' Hierna sloot hij zich bij Franciscus aan, leefde en kleedde zich als hij en bleef bij hem, totdat er veel meer broeders gekomen waren en hij op bevel van zijn toegenegen Vader naar elders vertrekken moest. Maar door het verkopen van zijn bezittingen en door het uitdelen daarvan aan de armen is zijn bekering tot God voor allen, die zich willen bekeren, het voorbeeld geworden, hoe ze dat moeten doen. Franciscus was er zeer verheugd over, dat zo'n man zich bekeerde en bij hem kwam. Hij meende daarin het bewijs te mogen zien, dat God bezorgd voor hem was, omdat Hij hem een zo toegewijde metgezel en trouwe vriend gaf. top
25. Al heel gauw voegde zich nog een man uit Assisi bij hem. Na een zeer prijzenswaardig leven, waarin hij steeds in heiligheid toenam, is hij na korte tijd gestorven. De volgende was niet veel later broeder Egidius, een eenvoudig, rechtschapen en godvrezend man. Al lang is hij bij ons in de orde en in zijn heiligheid, rechtschapenheid en vroomheid laat hij ons voorbeeldige staaltjes zien van volmaakte gehoorzaamheid, ook van handenarbeid, van leven in eenzaamheid en heilige schouwing van God. Nadat nog een ander zich bij Franciscus had aangesloten, maakte broeder Philippus het zevental compleet. Met vurige kolen had de Heer zijn lippen gezuiverd en hem de gave geschonken om in heerlijke, als honing vloeiende bewoordingen over Hem te kunnen spreken. Ook had hij inzicht in de heilige Schrift en wist ze uit te leggen, alhoewel hij er niet in onderwezen was. Hierin was hij de navolger van hen, over wie de leiders van de Joden spraken als onwetenden en ongeletterden. top

XI Hoe de geest van de profetie over Franciscus kwam en hij de broeders onderrichtte

26. Dagelijks ondervond onze zalige Vader Franciscus de vertroostende, genadevolle hulp van de heilige Geest en met alle waakzaamheid en zorg probeerde hij zijn nieuwe zonen de grondbeginselen bij te brengen van hun nieuwe levensweg. Daarbij drukte hij hun vooral op het hart zich aan de heilige armoede te houden, gewone, eenvoudige mensen te zijn en daarvan nooit af te wijken. Op zekere dag, toen Franciscus zich verbaasde over de barmhartigheid van God vanwege de grote weldaden, die hij ontvangen had, kwam het verlangen bij hem op, een aanwijzing te krijgen hoe het met zijn leven en zijn broeders verder zou gaan. Zoals hij wel vaker deed, trok hij zich terug op een plaats, die bestemd was om te bidden. In angst en beven bleef hij daar lange tijd in tegenwoordigheid van zijn Heer. De weer opgekomen gedachte aan de jaren, die hij zo rampzalig verspild had, kwelde hem bitter. Maar toen hij telkens herhaalde: "God, wees mij zondaar, genadig," drong langzaam een ondefinieerbare blijheid, een gevoel van de hoogste gelukzaligheid tot in het diepst van zijn hart binnen en doorstroomde hem helemaal. Hij begon het bewustzijn voor zijn omgeving te verliezen, zijn schuldgevoelens weken terug en de wanhopige duisternis, die de angst voor zijn vroeger leven over zijn hart had gelegd, verdween. Onweerstaanbaar drong zich de zekerheid bij hem op, dat al zijn zonden vergeven waren, en hij kreeg weer het volste vertrouwen in genade te worden opgenomen. Toen raakte hij in vervoering, een lichtgloed nam hem als het ware geheel in zich op en doordat de blik van zijn geest zich verwijdde, zag hij duidelijk wat de toekomst brengen zou. En toen na enige tijd dat gevoel van gelukzaligheid en dat licht weer verdwenen, voelde hij zich geestelijk vernieuwd en een heel ander mens. top
27. Toen Franciscus daarna weer bij zijn broeders kwam, zei hij vol vreugde: "Heb goede moed en wees blij in de Heer. Wees niet bezorgd, omdat jullie aantal zo klein lijkt, en laat je niet afschrikken door jullie of mijn onbeduidendheid. God zal ons tot een grote menigte doen uitgroeien en in groten getale zal Hij ons verspreiden over de hele wereld. In jullie belang moet ik wel zeggen, wat ik gezien heb. Liever zou ik er het zwijgen toe doen, maar de liefde dwingt mij te spreken. Welaan dan, ik zag een grote menigte mensen naar ons toekomen, die met ons wilden leven in ons habijt en volgens de regel van onze gemeenschap. Op bevel van de heilige gehoorzaamheid zag ik ze komen en gaan. Nog hoor ik het rumoer ervan. Ik zag, hoe ze uit bijna alle volken de wegen overstroomden en hoe al die wegen hier hun eindpunt hadden. Ik zag ze komen uit Frankrijk, Duitsland en Engeland, Spanjaarden haastten zich voort, en vele anderen nog, die de meest uiteenlopende talen spraken." Dit bericht deed de broeders goed. Ze verheugden zich zonder twijfel over de gunst, die God, de Heer, hun heilige geschonken had. Maar niet minder waren ze verheugd over de voorzegging, dat hun aantal zou groeien. Ze verlangden vurig naar wat voor hun medemensen werkelijk heilzaam was, en graag zagen ze iedere dag mensen komen, juist omdat deze dan op de goede weg zouden zijn. top
28. Verder zei de heilige tot hen: 'Opdat we trouw en toegewijd de Heer, onze God, dank brengen voor al Zijn gaven, broeders, en opdat jullie weten, hoe jullie nu en de toekomst met elkaar moet leven, hoort nu, hoe het verder werkelijk met onze samenleving zal gaan. Nu we nog aan het begin staan, zullen we vruchten vinden, die heerlijk en zeer smaakvol om te eten zijn; maar het zal niet lang duren, of er zullen vruchten bij zijn, die minder zoet en lekker zijn; tenslotte zullen ons echter ook zulke bittere vruchten aangeboden worden, dat we ze niet door de keel kunnen krijgen; hun bitterheid zal ze ongenietbaar maken voor iedereen, al is misschien hun geur niet onaangenaam en zien ze er vanbuiten niet zo slecht uit. Zoals ik gezegd heb, zal God ons zeker tot een grote gemeenschap maken. Zie echter, wat er dan tenslotte gebeurt. Wanneer een visser zijn netten uitzet in de zee of een meer en een overvloedige hoeveelheid vissen vangt, stort hij ze eerst allemaal in zijn schip. Maar omdat het er zoveel zijn, vindt hij het zinloos ze allemaal mee te nemen. Hij haalt de grootste, die hem naar de zin zijn, eruit en gooit ze in zijn manden, maar de rest gaat de zee weer in. Zo zal het ook gaan met ons.' Hoe waar alles is, wat de heilige Vader voorzegd heeft, en hoe duidelijk het zich als werkelijkheid openbaart, kan iedereen zien, die de gang van zaken met eerlijke ogen bekijkt. En zo rustte op de heilige Vader de geest van de profetie. top

XII Hoe hij ze in groepen van twee de wereld instuurde en hoe ze na korte tijd weer bijeenkwamen

29. In die tijd kwam er nog een andere man in hun gemeenschap en waren ze dus met zijn achten. Toen riep de zalige Franciscus allen bij zich en sprak lang met hen over het Koninkrijk van God en de verachting van de wereld. Daarna verdeelde hij hen in vier groepen van twee en zei: "Beste broeders, ga nu twee aan twee in verschillende richtingen de wereld in, breng mensen de vredesgroet en roep ze op tot boete ter vergeving van de zonden. Bewaar in moeilijkheden je geduld en maak je geen zorgen, want de Heer zal zich aan zijn plan en belofte houden. Als iemand je iets vraagt, geef dan bescheiden antwoord, zegen de mensen die je hinderlijk volgen, en wanneer ze je beledigen of belasteren, wees dan dankbaar jegens God. In ruil daarvoor wordt jullie immers een plaats in de hemel bereid." Vol vreugde en grote blijheid namen ze de onder gehoorzaamheid gegeven opdracht aan. Toen omhelsde hij hen en vol liefde zei hij vriendelijk tot ieder van hen: "Blijf steeds denken aan de Heer, Hij zal je wat nodig is verschaffen." Dit was zijn gebruikelijke formule, als hij zijn broeders onder gehoorzaamheid opdracht gaf om ergens anders heen te gaan. top
30. Broeder Bernardus ging toen met broeder Egidius op weg naar Compostela, het heiligdom van de heilige Jacobus; de heilige Franciscus koos met een andere gezel een andere richting en de overige vier gingen op hun beurt twee aan twee weer ergens anders heen. Maar het duurde niet lang, of de heilige Franciscus verlangde hen allen terug te zien. Hij bad tot God, Die de verstrooiden van Israël weer samenbrengt, dat Hij in Zijn goedheid ook de broeders in korte tijd weer bij elkaar zou brengen. En hij kreeg zijn zin. Kort daarna kwamen ze, zonder dat iemand ze geroepen had, gevolg gevend aan hun eigen verlangen, opeens tegelijk bijeen. In grote dankbaarheid jegens God vielen ze elkaar in de armen en waren uitbundig blij bij het zien van liefdevolle herder. Met verbazing vroegen zij zich af, hoe het in 's hemels naam mogelijk was, dat eenzelfde verlangen hen hier bij elkaar had gebracht. Vervolgens vertelden ze over het goede, dat ze van de barmhartige Heer ontvangen hadden, en als ze in enig opzicht nalatig of ondankbaar waren geweest, vroegen ze nederig hun heilige Vader hen daarvoor te berispen en te straffen. Wat hij zei, namen ze aan en voerden het zorgvuldig uit. Zo deden ze altijd, als ze bij hem kwamen. Zelfs de geringste gedachte en het begin zelfs van een zinnelijke bekoring hielden ze voor hem niet verborgen. En wanneer ze hun opdracht helemaal hadden volbracht, voelden ze zich toch maar nutteloze knechten. Want in die mate waren de eerste volgelingen van de zalige Franciscus innerlijk vrij van eigendunk, dat, al wisten ze nuttig, heilig en gerecht te werken, ze er geen ogenblik aan dachten zich daarover ook meer met enige zelfingenomenheid te verheugen. Toen ze dan weer bij elkaar gekomen waren, zette de zalige vader in grote liefde voor zijn zonen hun zijn plannen uiteen en vertelde hun wat de Heer hem geopenbaard had. top
31. Tegelijkertijd voegden zich nog vier geschikte en rechtschapen mannen bij hen en wilden Gods heilige volgen. Mede hierdoor werd er steeds meer bij de mensen over de man Gods gesproken en zijn naam werd wijd en zijd bekend. Ook verkeerden Franciscus en zijn broeders in die tijd in zeer juichende stemming en waren ze bijzonder verheugd, wanneer weer iemand onder Gods inspirerende werking bij hen kwam. Wie of wat hij was, deed er niet toe: gelovig of niet, rijk of arm, van adel of niet, een man van standing of niet, bedachtzaam of simpel, geletterd of ongeletterd, een geestelijke of een leek onder het volk van God, allen waren welkom, wanneer ze hun habijt wilden aannemen. Ook wereldse mensen gingen grote bewondering voor het leven van de broeders koesteren, en het voorbeeld van nederigheid, dat ze gaven, was een oproep en een uitdaging voor hen tot verbetering van hun leven en boete over hun zonden. Onaanzienlijkheid en armoede waren overigens geen beletsel voor de mensen om werkelijk Gods werktuig te worden, als Hij ze wilde gebruiken voor de opbouw van Zijn werk. Graag toch verkeert Hij met hen, die de wereld niet ziet staan en die maar heel gewone mensen zijn. top

Hoofdstuk XIII Hoe, hij, toen hij elf broeders had, voor het eerst een regel schreef en paus Innocentius daaraan zijn goedkeuring gaf; en hoe hij in een visioen een boom zag

32. Toen Franciscus zag, dat de Heer, onze God, dagelijks het aantal broeders groter maakte, schreef hij voor zich en zijn broeders, die er al waren en nog zouden komen, in eenvoudige en korte bewoordingen een regel voor hun levenswijze. Bij voorkeur gebruikte hij hiervoor de uitspraken van het heilig evangelie. Het enige wat hij wilde was, dit zo volmaakt mogelijk te beleven. Toch voegde hij er nog enkele zaken aan toe, die de praktijk van hun religieuze samenleving noodzakelijk met zich bracht. Daarna ging hij met de hele broederschap naar Rome om de goedkeuring van paus Innocentius III te krijgen voor wat hij opgeschreven had. In dezelfde tijd bevond zich in Rome Guido, de eerbiedwaardige bisschop van Assisi. Gezien alles wat er gebeurd was, had hij een grote hoogachting voor de heilige Franciscus en zijn broeders en koesterde hij voor hen een bijzondere genegenheid. Maar toen hij Franciscus en de zijn daar zag, was hij nogal verstoord. Hij kende de reden van hun komst immers niet en hij was bang, dat ze hun geboortestreek wilden verlaten, waar de Heer door Zijn dienaren al grote dingen begon te bewerken. Maar al te graag had hij zulke mannen in zijn bisdom en van hun leven en optreden had hij hoge verwachtingen. Maar toen hij hoorde, wat er aan de hand was, en door had, wat ze van plan waren, verheugde hij zich zeer daarover en beloofde hen met raad en daad bij te staan. Ook bezocht de heilige Franciscus een andere bisschop, de hoogeerwaarde heer Johannes van Sint Paulus, bisschop van Sabina. Hij behoorden tot de prinsen en groten van de Romeinse Curie en had de naam met verachting van het wereldse zijn liefde te richten op het hemelse. Hij ontving Franciscus zeer welwillend en liefdevol en had voor zijn wens en voornemens niets dan lof. top
33. Maar hij was een voorzichtig man, die niet over één nacht ijs ging. Eerst stelde hij de man Gods vragen en gaf hem de raad als monnik of kluizenaar te gaan leven. Maar die raad wees Franciscus zo bescheiden mogelijk van de hand. Wat hem werd aangeraden minachtte hij niet, maar hij had zijn zinnen op iets anders gezet en daar verlangde hij met heel de vurigheid van zijn hart meer naar. De bisschop was vol bewondering voor zijn vurig enthousiasme. Hij was echter bang dat zijn plan wel eens te groot voor hem zou kunnen blijken en hij er dan vanaf zou zien. Daarom ried hij hem een lichter begaanbare weg. Maar tenslotte kon hij tegen Franciscus' vastberaden smeken niet op, hij legde zich erbij neer en verder deed hij zijn best zijn zaak bij de paus erdoor te krijgen. De leiding in Gods kerk had toen paus Innocentius III, een roemvol man, die een invloedrijk geleerde en een voortreffelijk redenaar was. Met vurige ijver deed hij er alles voor de juiste weg te vinden, waar het ging om de beleving van het christelijk geloof. Toen hij dan ook vernomen had, wat de man Gods verlangde, onderzocht hij de zaak eerst nog eens zorgvuldig. Hij kon zich evenwel met het verzoek verenigen en gaf toen ook uitdrukkelijk zijn toestemming. Hij voegde er nog een aantal vermaningen en aansporingen aan toe, zegende daarna de heilige Franciscus en zijn broeders en zei: 'Ga onder bescherming van de Heer, broeders, en in de mate waarin de Heer jullie ertoe drijft, roep allen op tot boetvaardigheid. Maar wanneer de Heer jullie aantal nog groter zal maken en jullie nog zegenrijker doet werken, dan zal het mij genoegen doen bericht daarover van jullie te ontvangen. Ik zal jullie dan meer toestaan en jullie nog onbezorgder een grotere opdracht geven.' Ondertussen was de Heer werkelijk met Franciscus, waar hij ook ging. Hij verblijdde hem met openbaringen en spoorde hem door weldaden aan. Om een voorbeeld te noemen: toen hij eens 's nachts diep in slaap was, dacht hij dat hij over een weg wandelde, waarlangs een rijzig opgeschoten boom stond. Het was een mooie, stevige boom, fors en erg hoog. Hij ging er naar toe en toen hij er vlakbij stond, bewonderde hij zijn schoonheid en hoogte. Maar opeens werd hij zelf zo groot, dat hij de kruin van de boom kon aanraken en hem gemakkelijk met de hand naar de grond kon buigen. Dat werd werkelijkheid, toen paus Innocentius, door zijn positie in de wereld als het ware een hogere en bewonderenswaardigere boom dan welke andere ook, zich zo welwillend neergebogen heeft om aan Franciscus' wens en verzoek te voldoen. top

Hoofdstuk XIV Hoe hij uit Rome terugkeerde naar het dal van Spoleto en hoe hij daarover lang deed

34. Erg blij met het geschenk, dat een zo machtig vader hem zo welwillend geschonken had, bedankten de heilige Franciscus en zijn broeders de almachtige God, Die onbeduidenden betekenis weet te geven en in moedeloosheid Zijn steun schenkt. Hij ging onmiddellijk nog een bezoek brengen aan het graf van de heilige Petrus om er te bidden en verliet daarna met heel het gezelschap Rome in de richting van het dal van Spoleto. Al voortgaande praatten ze met elkaar over de grote goedheid, die ze van de allerbarmhartigste God ondervonden hadden: hoe welwillend ze door de Stedehouder van Christus, de heer en vader van heel het christenvolk, ontvangen waren; hoe ze zijn aanwijzingen en voorschriften zouden kunnen opvolgen; hoe ze de regel, die ze nu hadden, op de juiste wijze konden onderhouden zonder ervan af te wijken; hoe ze heilig en vroom voor het aanschijn van de Heer moesten leven; en tenslotte, hoe ze in hun leven en gedrag in deugdzaamheid moesten toenemen om voor hun medemensen een voorbeeld ter navolging te zijn. Toen de nieuwe leerlingen van Christus eindelijk over deze zaken in alle nederigheid uitgesproken waren, was het grootste deel van de dag al voorbij. Ze waren beland in een verlaten streek, waren uitgeput door de vermoeiende tocht en hadden honger. Eten was er echter niet bij, omdat ze daar ver van de bewoonde wereld waren. Maar in Zijn goedheid zorgde God voor hen. Ze waren er nauwelijks, of er kwam een man bij hen met een brood in de hand. Dat gaf hij hun en ging weer weg. Omdat hij hun volslagen onbekend was, waren ze er stomverbaasd over. Maar het was voor hen een aanleiding elkaar dringend aan te sporen vooral op Gods barmhartigheid te vertrouwen. Toen ze daarna door het voedsel weer op krachten gekomen waren, trokken ze verder en kwamen in de buurt van Orte. Daar zijn ze ongeveer veertien dagen gebleven. Met een paar man gingen ze telkens naar de stad voor de nodige levensmiddelen en met het weinig, dat ze gaande van deur tot deur bij elkaar konden krijgen, keerden ze dan weer naar de andere broeders terug. Dan aten ze het samen op, God dankend en verheugd in hun hart. Wat er overbleef bewaarden ze in een graf, dat vroeger voor doden gebruikt was, om het een andere keer op te eten. Een ander konden ze het niet geven. Ze waren immers op een eenzame, verlaten plaats, waar zelden of nooit iemand kwam. top
35. Omdat ze nu werkelijk niets meer zagen of hadden, dat hun enig genot zou kunnen geven of hun leven wat prettiger en geriefelijker zou kunnen maken, waren ze in opperbeste stemming. Men kan zeggen, dat ze daar met hun intieme omgang met de heilige armoede begonnen zijn en daar hun eerste huwelijksnacht met haar hebben beleefd. Ze hadden niets van wat de wereld te bieden heeft, maar de armoede bood hun in ruil daarvoor zoveel troost, dat ze niet van plan waren hierin verandering te brengen, maar te zorgen, dat het zo bleef om overal en altijd bij haar te kunnen blijven. Vrij als ze waren van alle kommer om het aardse, ondervonden ze op verrukkende wijze de vertroosting van God. Ze kwamen tot het vaste besluit zich nooit zo door moeilijkheden of bekoringen te laten opzwepen, dat ze er ooit voor zouden terugdeinzen de heilige armoede te omhelzen. En ze waren consequent. Hoewel hun verblijfplaats in een bekoorlijke streek lag, waren ze er niet gehecht aan geraakt, iets wat heel gevaarlijk kan zijn voor vastberadenheid, hoe eerlijk het ook bedoeld is. Maar toch, als daar langer bleven, zou het er wel eens op kunnen gaan lijken, dat ze eigenaars waren, al was het alleen maar uiterlijk. Om dat te voorkomen, gingen ze weer op weg en bereikten met hun zalige Vader het dal van Spoleto. Omdat ze er altijd eerlijk op uit waren een juiste en verantwoorde keuze te doen, overlegden ze samen, of ze onder de mensen moesten blijven of zich in de eenzaamheid zouden terugtrekken. Franciscus had echter niet veel vertrouwen in op eigen gezag genomen beslissingen. Zoals steeds bad hij eerst tot God en kwam tot de keuze niet voor zichzelf alleen te leven, maar zijn leven in dienst te stellen van Hem, Die voor allen gestorven is. Hij wist, dat het zijn zending was voor God de zielen te winnen, die de duivel probeerde Hem te ontnemen. top

Hoofdstuk XV Hoe de zalige Franciscus steeds bekender werd en velen zich bekeerden tot God; hoe de naam 'Orde van de Mindere Broeders' ontstond en hoe de levensvorm was, waartoe hij de nieuw-gekomen broeders wilde brengen

36. Franciscus, de dappere soldaat van Christus, trok daarna door dorpen en steden. Hij sprak over het Godsrijk, verkondigde de vredesboodschap en onderrichtte de mensen over de eeuwige zaligheid en de boetvaardigheid tot vergeving van hun zonden. Hierbij probeerde hij niet zijn gehoor te overtuigen met woorden van menselijke wijsheid; bij zijn verkondiging liet hij dit over aan de inspirerende werking van de heilige Geest. Omdat zijn apostolische werkzaamheid officieel was goedgekeurd, was zijn optreden veel zelfbewuster dan vroeger. Vleierij en verleidelijke complimenten waren hem vreemd. het raakte hem niet, met wie hij te doen had. Wanneer het om iemands zondig leven ging, was hij geen zachte heelmeester; integendeel, hij prikte door de gezwellen heen. Met zondaars ging hij nooit omzichtig te werk, maar met bittere verwijten probeerde hij ze in hun hart te raken. En dat mocht hij ook doen. Alles waartoe hij anderen aanspoorde, had hij eerst zelf daadwerkelijk in praktijk gebracht. En omdat ze hem niets konden verwijten, zei hij hun de waarheid zo onverbloemd en onbevreesd, dat ook zeer ontwikkelde mensen, die in eer en aanzien stonden, vol bewondering naar zijn preken luisterden, maar ook een heilzame schrik hadden, als hij bij hen was. En ze stroomden toe, mannen, vrouwen, geestelijken, kloosterlingen. Ze wilden Gods heilige zien en horen, en allen leek hij een man van de andere wereld. Van iedere leeftijd en geslacht kwamen ze om de wonderlijke dingen te zien, die de Heer sinds korte tijd door Zijn dienaar in de wereld liet gebeuren. Zonder twijfel leek het erop alsof in die dagen, ofwel door de aanwezigheid van de heilige Franciscus, ofwel door wat er over hem gezegd werd, een ongekend licht vanuit de hemel de aarde bestraalde, dat heel de dichte, over heel de aarde hangende duisternis verjoeg. Het was immers overal zo donker geworden, dat zo goed als niemand de goede weg nog wist te vinden. De mensen waren God totaal vergeten en in die mate onverschillig geworden voor Zijn geboden, dat ze als het ware bedwelmd waren en zo vast schenen te slapen, dat het de grootste moeite kostte ze wakker te schudden om onder de bedwelming van het oude, ingeroeste kwaad uit te kunnen komen. top
37. In die duistere nacht nu straalde Franciscus als een lichtende ster, als morgenlicht, dat door de donkere wereld heenbreekt. En in korte tijd veranderde heel de streek van uiterlijk en omdat de vroegere onverzorgdheid verdwenen was, begon zij er overal veelbelovend uit te zien. Eerst kwam er een eind aan de dorheid en schoten op het braakliggende veld snel gewassen omhoog; ook de verwaarloosde wijngaard begon te ontkiemen, raakte liefelijk geurend voor de Heer in bloei en wekte de verwachting van een overvloed van heerlijke, edele vruchten. Overal weerklonken liederen van lof en dank. Velen wierpen de bezorgdheid voor het wereldse van zich af en zich spiegelend aan het leven en de onderrichtingen van de zalige Vader Franciscus, begonnen ze weer tot de juiste waardering te komen van hun eigen ik en zich gedrongen te voelen hun Schepper lief te hebben en te vereren. Maar bij velen onder het volk, aanzienlijken en onaanzienlijken, geestelijken en leken, deed Gods inspirerende werking het verlangen ontstaan zich bij Franciscus aan te sluiten om onder zijn leiding en toezicht voorgoed soldaat van Christus te zijn. En hen allen deed Gods heilige, die in hemelse genade als een van overdaad schuimende vloed was, die vruchtbaar de akkers drenkt, de bevruchtende werking van zijn genadegaven ondervinden om daardoor de akker van hun hart vruchten te laten voortbrengen van deugdzaamheid. Met recht mogen we hem een bijzonder scheppend kunstenaar noemen. Doordat zijn heerlijke faam steeds verder uitgedragen wordt, zijn zijn voorbeeld, zijn leven en zijn leer de stuwende kracht, die in beide geslachten de Kerk van Christus opnieuw tot leven brengt, terwijl drie groepen strijders, hun redding zoeken, in zijn voorbeeld en leven de marsorde vinden om vol vertrouwen op de overwinning hun weg te gaan. Hij gaf ook inderdaad aan allen een richtsnoer voor hun leven en, wie of wat men ook was, hij wist werkelijk de heilzame weg aan te geven. top
38. Maar in het bijzonder moeten we spreken over de orde, die onafgebroken zijn grote liefde had, die hij in het volgen van haar levenswijze als de zijn heeft aanvaard en die hij blijvend onder zijn hoede gehouden heeft. Hoe kon het ook anders? Hij was het, die de orde van de Mindere Broeders deed ontstaan en haar verder naar aanleiding van het volgende haar naam gegeven heeft. Toen hij namelijk in de regel liet schrijven: 'Zij moeten de minderen zijn', zei hij op het moment, dat dit hardop voorgelezen werd: 'Ik wil dat deze broederschap als naam zal krijgen: de orde van de Mindere Broeders.' En werkelijk, zij waren de minderen. Onderdanig aan allen zochten ze steeds situaties, waar ze geringschatting konden verwachten, en waren erop uit diensten te verrichten, waarbij ze kans liepen op een of andere manier kwetsend behandeld te worden. Dat deden ze om de genade te verdienen in de beoefening van de ware nederigheid zo stevig te staan, dat zich in hen een harmonisch geheel kon ontwikkelen van alle deugden. En voorwaar, de consequent principiële manier, waarop ze dit beleefden, werd de grondslag van die edele gemeenschap, waarin ze zich verbonden wisten door hun wederzijdse liefde. Gekomen uit alle streken van de wereld waren zij het levend materiaal voor deze woonplaats van de heilige Geest. Hoe brandden de nieuwe leerlingen van Christus van liefde voor elkaar, hoe innig beminden zij hun vrome gemeenschap! Wanneer ze ergens bijeen kwamen of toevallig elkaar onderweg ontmoetten, schoot in heen een vonk van geestelijke liefde omhoog, die over hun natuurlijke sympathie de gloed stortte van de ware liefde. En wat dat inhield? Spontaan omhelsden ze elkaar; hun innige genegenheid uitten ze in een heilige vredeskus; ze praatten innemend met elkaar, beheerst in hun vrolijkheid; op hun gelaat was hun blijheid te zien en ze keken elkaar recht in de ogen; ze waren bescheiden, spraken vredelievend en gaven altijd vriendelijke antwoorden; ze hadden dezelfde plannen, waren bereid zich te schikken en elkaar onvermoeid te helpen. top
39. En omdat ze nu eenmaal in hun verachting voor al het aardse niets bezaten en nooit op zichzelf gesteld en zelfzuchtig waren, kwamen ze ertoe desnoods zichzelf de dupe te laten worden om hun medebroeder van het nodige te voorzien. Ze hadden hun hart immers verpand aan de gemeenschap. Graag kwamen ze bij elkaar, nog liever bleven ze bij elkaar; wederkerig leden ze onder het afscheid nemen en gescheiden zijn was voor hen een pijnlijke en bittere ervaring. Maar boven alles ging voor deze zeer gedisciplineerde soldaten de heilige gehoorzaamheid. Nog voordat ze het hele bevel gehoord hadden, maakten ze zich al klaar om het uit te voeren. Spitsvondigheden en haarkloverijen kenden ze niet, wanneer hun iets opgedragen werd. Zonder enige tegenspraak stortten ze zich als het ware hals over kop op wat hun bevolen was. Als nauwgezette volgelingen van de allerheiligste armoede waren ze verder aan niets gehecht, omdat ze niets bezaten, maar daardoor kenden ze ook niet de vrees iets te kunnen verliezen. Met één habijt waren ze tevreden, soms van binnen en buiten gelapt; het had vorm noch snit en zag er haveloos en armoedig uit. Ze wilden daarin laten zien, dat ze geheel voor de wereld gekruisigd waren. Een stuk touw diende als gordel en dan hadden ze nog een armelijke lendendoek. Ze waren eerlijk van plan het hierbij te laten en daarnaast niets meer te bezitten. Maar daarom leefden ze ook overal onbezorgd, waren zonder vrees, werden nooit door zorgen afgeleid en wachtten rustig af, wat de dag van morgen zou brengen. Geen moment vroegen ze zich af, waar ze 's nachts moesten slapen, hoewel ze op reis dikwijls in grote moeilijkheden raakten. Soms, als het erg koud was en ze het noodzakelijke onderdak niet konden vinden, zochten ze hun toevlucht bij een bakoven of brachten de nacht desnoods armzalig door in een grot of een spelonk. Overdag verrichtten zij, die daartoe in staat waren, handenarbeid, werkten in melaatsenhuizen of ergens anders. waar ze nuttig en eerzaam werk konden doen. Onderdanig en met toewijding deden ze overal wat er van hen werd gevraagd. Ze weigerden echter een dienst te verlenen, waaruit ergernis zou kunnen ontstaan. Maar terwijl ze zich bezighielden met eerzaam, nuttig en verantwoord werk, waren ze voor allen, met wie ze in contact kwamen, door hun voorbeeldige nederigheid en geduldige verdraagzaamheid een uitdaging om ook zo te doen. top
40. Die deugd van geduld en verdraagzaamheid hadden ze zich zo eigen gemaakt, dat ze veel liever ergens waren, waar ze lastig gevallen en mishandeld konden worden dan waar hun heiligheid bekend was en ze in ere stonden, zodat ze konden rekenen op sympathie bij de mensen en een gunstig onthaal. Hoe dikwijls ze ook uitgescholden, beledigd, van hun kleren beroofd, geslagen, geboeid of gevangen gezet werden, nooit riepen ze iemands bescherming in. Ze verdroegen het niet alleen manmoedig, maar ze dankten God ervoor en prezen Hem. En God loven en tot Hem bidden deden ze praktisch altijd. Voortdurend dachten ze gewetensvol na over wat ze gedaan hadden, en als het goed was, dankten ze God ervoor, maar wanneer ze nalatig, ondoordacht en fout geweest waren, betreurden ze het en stortten tranen. Ze dachten overigens door God verlaten te zijn, wanneer ze, ondanks hun vurigheid, niet steeds de godvruchtige gevoelens hadden zoals ze die gewoon waren. verder gebruikten ze allerlei hulpmiddelen, wanneer ze wilden bidden, om niet in slaap te vallen. Er waren er, die zich overeind hielden aan opgehangen touwen om te voorkomen, dat ze door slaap overmand, in hun gebed gestoord zouden worden. Anderen probeerden het met ijzeren of houten boetegordels. Nu kwam het wel eens voor, dat hun soberheid in het gedrang kwam door een teveel aan spijs en drank of dat ze, uitgeput van het rondtrekken, de maat van het werkelijk nodige overschreden, al was het soms maar heel weinig. Met een lange vasten straften ze zich daarvoor geducht. Maar bijzonder gingen ze in tegen hun vleselijke begeerten. Om die de baas te worden zagen ze er niet tegen op zelfs bij de felste kou naakt over het ijs te tollen en zich met doornstruiken tot bloedens toe te geselen. top
41. Zo ver gingen ze overigens in hun minachting voor al het aardse, dat ze zich nauwelijks toestonden de uiterst noodzakelijke levensbenodigdheden aan te nemen. Op de duur waren ze lichamelijk zo gehard, dat ze geen ongemak meer vreesden. Daarbij kwam nog, dat ze met iedereen in vrede en vriendschap wilden leven en met de grootste omzichtigheid probeerden, door zich steeds bescheiden en vreedzaam bij hun werk te gedragen, iedere ergernis te vermijden. Zelfs als het nodig was, spraken ze ternauwernood en platvloerse vrijetijdsgesprekken voerden ze nooit. Van iets oneerbaars of schandaligs was in hun leven en gedrag geen spoor te bekennen. Zelfbeheersing kenmerkte hun manier van doen, hun gang was onopvallend, hun zintuigen waren zo verstorven, dat ze haast alleen maar wilden zien of horen wat strikt noodzakelijk was. Terwijl ze hun ogen neergeslagen op de grond gevestigd hielden, waren ze met hun gedachten in de hemel. Afgunst, kwaadaardigheid, rancune, tegenspreken, achterdocht, verbittering, dat alles was hun vreemd; integendeel, hun eigenschappen waren: grote eensgezindheid, onverstoorbare kalmte, dankzeggen en prijzen van God. Tot deze levensvorm wilde Vader Franciscus zijn nieuwe zonen brengen en dat leerde hij hun niet slechts door het te vertellen en voor te houden, maar vooral door het zelf in praktijk te brengen en het zelf waar te maken.

Hoofdstuk XVI Hoe hij verbleef in Rivo Torto en ze daar de armoede onderhielden

42. Na zijn tocht door het dal van Spoleto trok Franciscus zich met de anderen terug in Rivo Torto in de buurt van Assisi. Daar stond een verlaten hut, waar ze hun intrek namen en schuilden voor de voortdurend stromende regen. Voor hen, die allerminst gesteld waren op grote, mooie huizen, integendeel daar een diepe minachting voor hadden, was dit zeer welkom. 'Want', zoals een heilige ergens zegt, 'je komt gemakkelijker vanuit een hut dan vanuit een paleis in de hemel.' Daar woonde de zalige vader samen met al zijn broeders, die als zonen voor hem waren, en ze hadden het nogal zwaar te verduren, omdat ze gebrek hadden aan alles. Meer dan eens hadden ze helemaal niets te eten en moesten ze zich tevreden stellen met wat knollen, die ze hier en daar in de vlakte van Assisi noodgedwongen bijeen bedelden. Verder waren ze zo kleinbehuisd, dat er nauwelijks plaats was om te bidden en uit te rusten. Maar mopperen deden ze nooit en geen klacht kwam over hun lippen. Ze bleven kalm en bewaarden, innerlijk zeer verheugd, hun geduld. Dagelijks, of liever voortdurend hield Franciscus amen met zijn broeders een zeer nauwgezet gewetensonderzoek. Hij duldde niet, dat ze ook maar met iets zondigs besmet bleven, en probeerde iedere lichtzinnigheid en onachtzaamheid uit hun hart te verdrijven. Met onverbiddelijke strengheid waakte hij over zichzelf, dag en nacht. vanzelf had ook hij soms - zo is dat nu eenmaal - van wellustige bekoringen te lijden. Dan wierp hij zich - het was immers winter - in een kuil vol met bevroren sneeuw en bleef daar, totdat hij zich weer volkomen meester was. En dat voorbeeld van versterving volgden de overigen met grote ijver na. top
43. Maar niet alleen leerde hij hun hun ondeugden uit te roeien en hun vleselijke begeerten de baas te worden, ook hun uitwendige zintuigen, waardoor de dood toegang krijgt tot de ziel, moesten ze in bedwang houden. In die tijd trok juist keizer Otto met veel pracht en praal door die streek. Hij was op weg om officieel tot keizer gekroond te worden. Vlak langs de weg, waarover hij voorttrok, bevond zich de heilige met zijn broeders in zijn hut. Zelf ging hij niet naar buiten om de stoet te zien en hij stond het ook zijn broeders niet toe, op één na. Die moest de keizer zonder ophouden toeroepen, dat het heel gauw met zijn roem gedaan zou zijn. De roemvolle heilige leefde in die tijd immers diep in zichzelf gekeerd en ging geheel op in de beschouwing van God. Vol ijver zette hij zich in om Hem een waardige plaats te bereiden in zijn hart. Daarom liet hij lawaai van buiten niet tot zich doordringen en konden gepraat en geschreeuw hem niet van de wijs brengen, nu hij bezig was met de grootste opgave, waarvoor hij zich gesteld wist. Sterk was hij zich bewust, dat hij een apostolische taak had. Daarom weigerde hij absoluut zich vleiend, onderdanig te tonen aan de heersers en groten van de wereld. top
44. Omdat hij erop uit was altijd onbevangen, niet geremd door wereldse zaken, vrij te zijn voor God, kon hij niet dulden, dat de beperkte ruimte van hun verblijf een beletsel zou zijn om zich mediterend met God bezig te houden. Daarom schreef hij de namen van zijn broeders op de balken van de hut om zo ieder een vaste plaats te geven om te bidden of te rusten, als  ze dat wilden. Zo zou het gebrek aan ruimte hun ingetogenheid niet storen. Tijdens hun verblijf in Rivo Torto kwam op een dag een man met een ezel bij de hut, waar de man Gods met zijn gezelschap verbleef. Om niet de kans te lopen weggejaagd te worden dreef hij zijn ezel onmiddellijk naar binnen en riep: 'Vooruit, naar binnen, onze komst hier zal een weldaad zijn.' Bij het horen hiervan was Franciscus allesbehalve te spreken. Hij had door, wat de man met die woorden bedoelde. Hij dacht namelijk, dat de broeders daar wilden blijven om er door het bouwen van meer huizen een soort nederzetting van te maken. Op staande voet ging de heilige naar buiten, liet om het woord van de boer de hut voor wat ze was, en trok naar een plaats niet ver daar vandaan, Portiuncula, waar hij een tijd geleden de kerk van de heilige Maria had opgeknapt. Hij wilde in geen enkel opzicht ook maar iets bezitten om vollediger alles te kunnen bezitten in de Heer. top

Hoofdstuk XVII Hoe de zalige Franciscus zijn broeders leerde bidden; en hoe gehoorzaam en vergeestelijkt ze waren

45. In die tijd vroegen zijn broeders hem hun te leren, hoe ze moesten bidden. Eenvoudige mensen als ze waren, kenden ze de officiële kerkelijke gebeden nog niet. Maar hij zei hun: 'Wanneer jullie bidden, zeg dan het Onze Vader en "Wij aanbidden U, Christus, hier en in alle kerken over de gehele wereld en wij loven U, omdat U door Uw heilig kruis de wereld hebt verlost".' Als vrome leerlingen van hun vrome leermeester hielden de broeders zich op hun eigen manier hier zo nauwgezet mogelijk aan. Niet alleen deden ze immers hun best al zijn uitdrukkelijke broederlijke vermaningen en vaderlijke bevelen zo goed mogelijk op te volgen, maar ook als ze op een of andere manier konden vermoeden, waaraan hij dacht of wat hij wenste, voerden ze het met de vurigste ijver uit. De zalige vader was immers gewoon hun te zeggen, dat de ware gehoorzaamheid niet was, doen wat werkelijk uitdrukkelijk gezegd werd, maar ook dat waar alleen maar aan gedacht was; niet alleen bevelen volbrengen, maar wensen voorkomen. Dat is de betekenis van: 'Een broeder, die aan een andere broeder ondergeschikt is, moet niet alleen gehoorzamen, als hij een formeel bevel krijgt, maar ook als hij zou merken, dat men iets van hem wenst, behoort hij direct bereid te zijn ook hieraan te gehoorzamen en aan die onuitgesproken wens te voldoen.' Wanneer er daarom ergens een kerk was, dan maakte het voor hen geen verschil, of ze erin waren of niet. Ook al konden ze haar nauwelijks en maar heel vaag onderscheiden, ze knielden naar haar toegekeerd neer, bogen zich diep ter aarde en aanbaden de Almachtige met de woorden: 'Wij aanbidden U, Christus, hier en in alle kerken over de hele wereld.' En het is minstens even bewonderenswaardig, dat ze dit ook deden als ze ergens een kruis of de vorm van een kruis zagen op de grond, op een muur, aan bomen of tussen de heggen langs een weg. top
46. En zo heilig onbevangen eerlijk waren zij, zo ermee bezig om, zoals hun telkens werd voorgehouden, in ongerepte onschuld zonder zonden te leven, en zo oprecht van hart en aan geen kwaad denkend, dat onoprechtheid en dubbelhartigheid voor hen zonder meer onbekende en onvermoede zaken waren, die onder hen niet voorkwamen. Ze wisten zich onderling immers één in geloof, van dezelfde geest bezield, op hetzelfde doel gericht en één in liefde. Ze voelden zich met elkaar verbonden als leden van één groot, eendrachtig gezin, ze gedroegen zich hetzelfde, beoefenden dezelfde deugden, dachten gelijke en lieten bij hun handelen de liefde de boventoon voeren. Nu was het zo, dat als biechtvader een wereldgeestelijke hadden, die nogal wat op zijn kerfstok had, daarom niet goed aangeschreven stond en algemeen om zijn wandaden geminacht werd. Vaak gingen de broeders bij hem te biechten. Ofschoon velen hun op zijn minderwaardigheid wezen, wilden ze het absoluut niet geloven. Ze bleven hem volgens hun gewoonte hun zonden belijden en de verschuldigde eerbied bewijzen. Op een keer zei hij, of misschien een andere priester, tegen ‚‚n van de broeders: 'Pas op, broeder, huichel niet!' Omdat het gezegd werd door een priester, geloofde die broeder ook dadelijk, dat hij echt een huichelaar was. Dag en nacht jammerde hij erover, diep bedroefd. Toen de anderen hem vroegen, wat die grote droefheid en dat getreur - iets wat ze van hem niet gewoon waren - te betekenen had, antwoordde hij: 'Door me een huichelaar te noemen heeft een priester me zoveel pijn gedaan, dat ik alleen maar daaraan kan denken.' De anderen probeerden hem te troosten en spoorden hem aan dat niet zo letterlijk te nemen. Zo had die priester dat zeker niet bedoeld! Maar hij zei: 'Zwijg toch, broeders! Het was het woord van een priester en kan een priester soms liegen? Welnu, als dat niet mogelijk is, moeten we wel geloven, dat hij de waarheid zegt.' Lang bleef hij er in zijn eenvoud zo over denken. Eerst toen de heilige Vader met hem sprak, kwam hij tot rust. Die legde hem uit, wat de priester feitelijk bedoeld had, en de situatie goed begrijpend, wist hij deze te verontschuldigen. Nooit kon een broeder geestelijk zo in verwarring raken, of het begeesterd woord van de heilige Vader deed de donkere wolken verdwijnen en herstelde het evenwicht. top

Hoofdstuk XVIII Hoe de broeders een vurige wagen zagen; en hoe goed de zalige Franciscus alles van zijn broeders wist, ook al waren zij weg

47. In die tijd nu, terwijl ze zo in oprechte eenvoud leefden voor God en ten opzichte van de mensen vol zelfvertrouwen hun weg gingen, werden ze tot hun grote vreugde een goddelijke openbaring waardig bevonden. Geraakt door het vuur van Gods heilige Geest waren zij gewoon niet alleen op vastgestelde tijden te bidden, maar telkens wanneer zij zich ertoe gedrongen voelden. Dat konden ze vrij doen. Zij wilden immers zo goed als niets met het aardse te maken hebben, en hun aandacht werd niet opgeëist door bezorgdheid daarvoor. Deemoedig zongen of baden ze dan het Onze Vader, resonerend op de gevoelens van hun hart. Op een nacht liet Vader Franciscus hen alleen. terwijl sommige broeders sliepen en anderen in stilte godvruchtig aan het bidden waren, kwam daar opeens om middernacht een helder lichtende, vuurspattende wagen door de deur van hun verblijf naar binnen en reed twee of drie keer het vertrek op en neer. Boven op de wagen bevond zich een grote kogel, een soort zon, die de nacht stralend helder verlichtte. Verbijstering beving degenen, die wakker waren, de slapenden schrokken uit hun slaap op, allen voelden de heldere stralen van het licht door hun lichaam heen doordringen tot in hun hart. Ze stonden op, gingen bij elkaar zitten en begonnen zich af te vragen, wat ze ervan moesten denken. Toen zagen ze echter door de stralende helderheid van dat krachtige licht elkaars geweten. Ze begrepen, dat het de ziel van hun heilige Vader geweest was, die hun stralend in dat heldere licht verschenen was. Om zijn bijzondere verzonkenheid in God en zijn liefdevolle bezorgdheid voor zijn zonen had hij verdiend voor hen dit buitengewone geschenk van de Heer te verkrijgen. top
48. En voorwaar, reeds meer dan eens hadden ze werkelijk duidelijk ondervonden en meegemaakt, dat de geheimen van hun hart hun heilige Vader niet verborgen bleven. Hoe dikwijls wist hij niet, zonder dat iemand hem enig bericht stuurde, alleen door de openbaring van de heilige Geest, wat zijn afwezige broeders deden! Hoe dikwijls legde hij niet hun diepste gedachten bloot en doorzocht hij hun geweten! Hoe velen heeft hij niet in de slaap vermaningen gegeven en gezegd, wat ze moesten doen en laten! Hoevelen heeft hij niet komende ongeluk voorspeld, terwijl ze het toch op dat moment zeer goed maakten, zoals duidelijk te zien was! Zo wist hij ook van zeer velen, dat het einde van hun ongerechtigheden dichtbij was en dat de genadevolle redding spoedig zou komen. En meer dan eens, wanneer iemand om de puurheid van zijn onbevangen, niet aan de wereld gebonden gerichtheid op God waardig was een verlichting te krijgen, werd hem die persoonlijke vertroosting geschonken, doordat de heilige vader hem verscheen zonder dat de anderen het merkten. Eén geval wil ik vertellen, dat ik van betrouwbare getuigen heb gehoord. Het vond plaats, toen broeder Johannes van Florence door de heilige Franciscus aangesteld was tot minister van de broeders in de Provence. Na het kapittel van de broeders in die provincie gaf God, de Heer, hem in Zijn gewone goedertierenheid de genade een goede preek te houden en zorgde Hij, dat alle broeders bereidwillig en aandachtig luisterden. Onder hen was een broeder, die priester was, Monaldus, een man die niet alleen bekend was om zijn naam, maar meer nog door zijn voortreffelijk leven. Zijn deugdzaamheid had haar fundament in de nederigheid, vond steun in aanhoudend gebed en bescherming in lankmoedige verdraagzaamheid. Ook een zekere broeder Antonius was op dat kapittel aanwezig. Hem had de heer inzicht gegeven in de zin van de heilige Schrift en de gave in boeiende bewoordingen, die hem als honing van de lippen vloeiden, over Jezus te kunnen spreken. Toen hij nu op zijn beurt vurig en vol toewijding de broeders toesprak over het thema: "Jezus van Nazareth, koning van de Joden', keek broeder Monaldus om naar de deur van de zaal, waar de broeders bijeen waren. En daar zag hij met eigen ogen de zalige Franciscus. Hij zweefde in de lucht en met zijn als op een kruis uitgestrekte armen zegende hij zijn broeders. Ook zag hij allen onder de vertroostende bezieling raken van de heilige Geest en de blijdschap, die in hen opkwam als overkwam hun iets heilzaams, was voor hen als een aanwijzing voor de geloofwaardigheid van wat ze later over de verschijning en aanwezigheid van hun glorievolle Vader hoorden. top
49. Laat ik nu nog als bewijs, dat hij werkelijk de verborgen gedachten van anderen kende - iets wat velen, zoals ik gezegd heb, meer dan eens hebben ondervonden - één gebeurtenis naar voren brengen, waarover met geen mogelijkheid twijfel kan ontstaan. Onder de broeders was een zekere Rizzerius, edel door geboorte, maar nog edeler door zijn deugdzaam leven. Hij beminde God en minachtte zichzelf. In vrome gezindheid verlangde hij met heel zijn hart zo volledig mogelijk de sympathie van Vader Franciscus te winnen en bij hem in de gunst te staan. Maar hij was bang, dat de heilige Franciscus om een of andere reden iets tegen hem had en hem de gunst van zijn genegenheid zou weigeren. In zijn godvrezendheid dacht hij dat je, wanneer je door de man Gods op innige wijze werd bemind, ook waardig was door God bemind te worden. Maar in het tegenovergestelde geval, wanneer Franciscus niet welwillend en vriendelijk tegen je was, dan zou je je de toorn van de hoogste Rechter op de hals halen. Voortdurend piekerde de goede man daarover, in stilte hield hij hele gesprekken met zichzelf, maar aan niemand wilde hij ook maar iets zegge van wat er in hem omging. top
50. Op een dag was de zalige Vader in zijn cel aan het bidden. Zoals gewoonlijk was de broeder in grote verwarring en al voortlopend kwam hij in de buurt van de cel. Gods heilige bemerkte zijn komst en begreep, waarover hij liep te piekeren. Dadelijk liet hij hem daarom bij zich roepen en zei hem: 'Mijn beste jongen, laat je toch niet door die bekoring van de wijs brengen en kwel je toch niet zo met die gedachten. Denk er goed aan, dat je me erg dierbaar bent en dat ik je beschouw als één van mijn beste vrienden. Je verdient immers mijn vriendschap en genegenheid. Wanneer je dat wilt, mag je gerust bij mij binnenkomen en vrijuit spreken, zoals dat onder vrienden gaat.' De broeder was stomverbaasd. Vanaf die dag  zag hij met nog grotere eerbied tegen de heilige Vader op. Hoe meer hij echter diens sympathie ondervond, des te meer begon hij zich door het groeien van zijn vertrouwen op Gods barmhartigheid vrij en onbezorgd te voelen.
O Heilige Vader, hoe smartelijk is uw heengaan van deze aarde voor ons, hoe moeilijk te dragen! Niet de minste hoop is er immers, dat we ooit op aarde nog een vader vinden als U. Help ons, vragen wij U, door Uw tussenkomst. U ziet, dat we met zondeschuld beladen zijn. Toen U de hoogste graad van gerechtigheid had bereikt, toen U de toekomst voorzag en het heden doorschouwde, hebt U toch steeds duidelijk laten zien, dat U om iedere zelfingenomenheid en overwaardering te voorkomen dezelfde heilige, oprecht eenvoudige mens gebleven bent. Maar laten we naar ons eigenlijk onderwerp terugkeren en in de volgorde van de gebeurtenissen met ons verhaal verder gaan. top

Hoofdstuk XIX Hoe hij zijn broeders in het oog hield; en hoe weinig hij zichzelf waard achtte en echt nederig was

51. Na die voor zijn broeders zo wonderlijke nacht kwam de heilige Franciscus terug; geestelijk was hij, zoals gezegd, altijd bij hen. Behoedzaam en attent begon hij na te gaan, hoe het met ieder gesteld was. Waar het zijn onderdanen betrof, wilde hij, tot hun voordeel, altijd bijzonder graag alles weten. En als hij hen erop betrapte in iets minder correct gehandeld te hebben, liet hij dat nooit ongestraft. Eerst beoordeelde hij hun geestelijk leven, of ze daarin fout waren geweest, daarna informeerde hij naar hun gezondheid en eventuele lichamelijke kwalen, tenslotte probeerde hij alles, wat meestal een aanleiding tot zonder is, in hen uit te roeien. Zijn bijzondere zorg en oplettendheid gingen hierbij uit naar de heilige armoede, zijn meesteres. Dat er zelfs maar een kom in huis bleef, die niet strikt noodzakelijk was om in de uiterste behoefte te voorzien, duldde hij niet. Het was voor hem ondenkbaar dat er hoe dan ook enige overvloed zou zijn. Je kunt niet aan je noodzakelijke behoeften voldoen, zei hij, zonder ook aan je zinnelijkheid toe te geven. Gekookte spijzen at hij maar heel zelden; als hij het een keer wel deed, maakte hij ze vaak eerst smakeloos door er as over te strooien en met houd water nam hij de smaak van de specerijen weg. Maar al te vaak werd hij, rondtrekkend om het evangelie van God te verkondigen, door zeer aanzienlijke personen, die hem bewonderden en hem een eerbiedige genegenheid toedroegen, uitgenodigd om mee te eten. Omdat hij zich wilde houden aan het heilig evangelie, at hij enige ogenblikken van het vlees mee, maar verder deed hij alsof en wist de rest handig in zijn habijt te verbergen. Wel bracht hij dan zijn hand naar zijn mond, opdat ze niet zouden merken wat hij deed. En als je dan weet, dat hij, ook al versmachtte hij van dorst, zelfs niet voldoende water wilde drinken, moet ik dan nog over wijn drinken spreken? top
52. Wanneer hij verder ergens te gast was, liet hij geen bed voor zich opmaken met matrassen of dekens, maar naakt ging hij zo op de grond liggen op zijn tuniek. En als hij eens een keer zijn uitgeput lichaam met een weldadige slaap op krachten wilde laten komen, deed hij dat meestal zittend zonder van houding te veranderen. Als steun voor zijn hoofd gebruikte hij een stuk hout of een steen. En dan kreeg hij ook wel eens zin, zoals dat kan gebeuren om iets bepaalds te eten. Maar alleen met veel moeite kwam hij ertoe dat later inderdaad ook te doen. Toen hij eens ziek was, had hij wat kip gegeten. Nauwelijks was hij weer beter, of hij ging naar Assisi. Bij de stadspoort gekomen beval hij een broeder, die bij hem was, hem een touw om de hals te binden en hem zo, als een struikrover, heel de stad door te voeren, luidkeels als een heraut schreeuwend: "Mensen, kom kijken naar een gulzigaard, die buiten jullie weten kippenbout heeft gegeten en zich daarmee heeft vetgemest!" Veel mensen kwamen toelopen om naar dat reuze schouwspel te zien. Maar toen ze het zagen, lieten ze hun tranen de vrije loop en zuchtten: "Wee over ons, rampzaligen, die niet anders doen dan slachten en eten en ons hele leven doorbrengen in zwelgpartijen en dronkenschap!" Zo kwamen ze tot bezinning. Zijn voorbeeld was een oproep voor hen om beter te gaan leven. top
53. Zo iets deed hij vaak én om zichzelf zo volkomen mogelijk te vernederen én om anderen daardoor aan te sporen hun aandacht te richten op wat waarde had voor de eeuwigheid. Voor zichzelf was hij een simpel niets. Angst of zorg voor zijn lichaam kende hij niet. Onverbiddelijk stelde hij het aan een slechte behandeling bloot om niet uit liefde ervoor gedwongen te zijn iets tijdelijks te verlangen. Omdat hij zichzelf echt verachtte, was dat, wat hij anderen door woord en voorbeeld wilde leren, ook doeltreffend en haalde het wat uit. Wat was immers het geval? Terwijl alleen hem hoog vereerden en hij eenstemmig door allen geprezen werd, was hij de enige, die zich zonder meer de meest onbeduidende vond, de enige ook, die zich hartstochtelijk minachtte. En dikwijls deed de eer, die allen hem bewezen, hem veel pijn. Als tegenwicht tegen die sympathie en bijval van de mensen liet hij zich dan soms opzettelijk door iemand beschimpen. Ook riep hij eens een broeder bij zich en zei: 'Krachtens de gehoorzaamheid beveel ik je mij grof te beledigen en tegenover hun leugens de waarheid te zeggen.' De broeder had er niet veel zin in, maar noemde hem toch een kinkel, een proleet en een nietsnut. Toen glimlachte de man Gods, viel hem bij en zei: 'Dat de Heer je zegene, broeder. Je hebt de volle waarheid gezegd. Zulke dingen behoort de zoon van Pietro, de zoon van Bernardo, te horen.' Hiermee haalde hij de herinnering op aan de onbeduidende oorsprong van het geslacht, waaruit hij geboren was. top
54. Maar ook wilde hij duidelijk laten zien, dat hij werkelijk volkomen verachtenswaardig was, en de anderen een voorbeeld geven, hoe ze eerlijk hun fouten moest bekennen. Wanneer hij dus wist dat hij in enig opzicht fout was, geneerde hij zich niet dat openlijk voor het volk in zijn preken ter sprake te brengen en te belijden. En als er toevallig een verkeerde gedachte over iemand bij hem opkwam of als hij bij toeval een kwetsend woord over iemand zei, ging hij dadelijk naar de persoon, over wie hij iets verkeerds gedacht of gezegd had, toe. Hij bekende hem nederig zijn fout en vroeg hem vergiffenis. Zijn geweten, dat wilde getuigen van volmaakte onschuld en zich daarom met alle zorg in het oog hield, liet hem eerst met rust, wanneer hij die geestelijke wonde zorgvuldig behandelde en helemaal liet genezen. In alles wat de moeite waard was, wilde hij vooruitkomen, maar hij wilde niet, dat men tegen hem opzag. Op alle mogelijke manieren ontweek hij bewondering om niet met zichzelf ingenomen te worden.
Ach, een ramp is het voor ons, dat wij U niet meer bij ons hebben, dierbare Vader, voorbeeld van alle goedheid en nederigheid. Maar ja, we verdienden U te verliezen. Toen U nog bij ons was, hebben wij veel te weinig moeite gedaan U te leren kennen. top

Hoofdstuk XX Hoe hij in zijn vurig verlangen naar het martelaarschap eerst naar Spanje en daarna naar Syrië ging; en hoe God omwille van hem zeelieden redde door voor meer proviand te zorgen

55. In zijn vurige liefde tot God was de zalige Vader Franciscus er steeds op uit een heldhaftig strijder voor God te zijn. Edelmoedig, zonder bekrompenheid hield hij zich aan Gods geboden en begeerde hij de hoogste volmaaktheid te bereiken. In het zesde jaar van zijn bekering kwam bij hem een vurig verlangen op naar het martelaarschap. Hij wilde overvaren naar Syrië om aan de Saracenen en andere ongelovigen het christelijk geloof te preken en hen op te roepen tot boetvaardigheid. Hij ging dus scheep om daarheen te gaan, maar door tegenwind kwam hij met de overige opvarenden terecht in Slavonië. Teleurgesteld in zijn vurig verlangen vroeg hij korte tijd later enkele zeelui, die naar Ancona gingen, hem dan maar daarheen mee te nemen. In dat jaar kon immers zo goed als geen enkel schip de overtocht naar Syrië meer maken. Desondanks weigerden ze hardnekkig dit te doen, omdat hij geen geld had om te betalen. Toen stelde de heilige heel zijn vertrouwen op de goedheid van God en ging met zijn gezel als verstekeling aan boord. Buiten weten van allen kwam er echter op dat moment door de voorzienigheid van God iemand met de nodige levensmiddelen. Hij riep een godvrezend zeeman van het schip bij zich en zei: 'Pak dit allemaal mee en geef het eerlijk in tijd van nood aan die arme verstekelingen op jullie schip.' Tijdens de tocht stak er nu een hevig storm op en waren de zeelui gedwongen vele dagen lang met inspanning van al hun krachten te roeien. Ondertussen was heel hun voorraad levensmiddelen opgeraakt, alleen de voorraden van de arme Franciscus waren nog over. Die heeft God evenwel door de macht van Zijn goedheid zo vermeerderd, dat er tot aan hun komst in de haven van Ancona voor de behoeften van allen meer dan voldoende was. Toch hadden ze nog heel wat dagen te varen. De zeelieden begrepen nu, dat ze omwille van Gods dienaar aan de gevaren van de zee ontkomen waren. Ze dankten de almachtige God, Die zich ten opzichte van Zijn dienaren altijd bewonderenswaardig en liefdevol toont. top
56. De dienaar van de allerhoogste God ging vervolgens aan land en trok rond. Als een ploeger scheurde hij het land met zijn woord, als een zaaier zaaide hij het levenszaad en werkte zo mee aan een rijke oogst van gezegende vruchten. Want dadelijk keerden zeer veel goede en geschikte mannen, geestelijken en leken, de wereld de rug toe en banden manmoedig de duivel uit. Omdat God het in zijn liefde wilde, volgden ze met inzet van hun hele persoon de man Gods om te leven zoals hij en hetzelfde doel te bereiken. Maar hoe groot de overvloed aan zeer uitgelezen vruchten ook was, die hij, de wijnstok uit het evangelie voortbracht, hij was niet tevreden. Hij had er nu eenmaal al zijn zinnen op gezet om martelaar te worden en zijn hevig verlangen om dat grootse plan te verwerkelijken werd er niet minder om. Zo kon het gebeuren, dat hij kort daarna weer op weg ging, nu naar Marokko, om de Sultan en zijn volgelingen het evangelie van Christus te verkondigen. En hij werd door zijn verlangen zo opgezweept en voortgejaagd, dat hij soms zijn reisgenoot in de steek liet en in een geestelijke roes voortsnelde om zijn plan maar zo spoedig mogelijk ten uitvoer te brengen. Maar de goede God wilde uit louter goedheid ook denken aan mij en vele anderen. Toen de heilige Vader als in Spanje was, keerde God Zich openlijk tegen hem. Hij liet hem ziek worden en maakte hem het verdergaan onmogelijk. Zo hield Hij hem van deze onderneming af. top
57. Daarna keerde Franciscus terug naar de Santa Maria in Portiuncula. Korte tijd later voegden zich enige geleerden en een paar adellijke mannen bij hem, waar hij zeer erkentelijk voor was. Geestelijk hoogstaand en mensenkenner als hij was, ontving hij hen hoffelijk en op waardige wijze en gaf ieder de eer, waar hij recht op had. Hij was werkelijk bijzonder fijngevoelig, en vol begrip hield hij bij iedereen rekening met zijn rang en stand. Maar hij bleef onrustig. Steeds feller dreef zijn hartstochtelijk verlangen hem ertoe om zijn heilige plan uit te voeren. Hij moest en zou gaan! En in het dertiende jaar van zijn bekering ging hij weer naar Syrië. Wel werden er dagelijks hevige en verbitterde gevechten geleverd tussen de christenen en heidenen. Maar hij drong door en aarzelde niet met een gezel tot voor de ogen van de Sultan van de Saracenen te komen. Maar wie zou in staat zijn te vertellen, hoe rustig en onverschrokken hij voor de Sultan verscheen, hoe moedig hij tot hem sprak, hoe welbespraakt en vol zelfvertrouwen hij hun bespotting en beschimping van de christelijke leer pareerde? Immers voor hij bij de Sultan kon komen, hadden diens bentgenoten hem gegrepen, hem beschimpt en geslagen, maar hij liet zich niet afschrikken; ze hadden hem met folteringen bedreigd, maar hij werd niet bang; ook de bedreiging hem te zullen doden liet hem koud. Maar hoezeer hij ook door velen zeer vijandig en vol afkeer smadelijk behandeld was, de Sultan ontving hem zeer hoffelijk. Met alle mogelijke onderscheiding behandelde hij hem, hij bood hem veel geschenken aan en deed een poging hem waardering bij te brengen voor wat de wereld te bieden heeft. Toen hij echter zag, dat de man Gods onwrikbaar op zijn standpunt bleef staan en dat hij alles als mest bleef verafschuwen, vatte hij een grote bewondering voor hem op en keek naar hem als naar een man, zoals er geen tweede was. Zijn woorden maakten diepe indruk op hem en hij luisterde met graagte naar wat hij zei. Maar met dit al vervulde de Heer het vurig verlangen van de man Gods niet. Hij had voor hem een heel bijzondere uitverkiezing op het oog. top

Hoofdstuk XXI Hoe hij tot de vogels preekte en het geschapene hem gehoorzaamde

58. Nadat in die tijd velen zich, zoals gezegd, bij de broeders hadden aangesloten, ging de zalige Franciscus een tocht maken door het dal van Spoleto. Hij kwam in de buurt van Bevagna bij een plek, waar een grote menigte vogels van diverse pluimage bijeen was; er waren duiven, kraaien en nog andere vogels, die men gewoonlijk kauwen noemt. Franciscus, de dienaar van God, was een man die ook voor de lagere, redeloze schepsels veel genegenheid voelde en ze erg graag mocht. Bruisend spontaan als hij was, liet hij, toen hij die vogels daar gezien had, zijn metgezellen waar ze waren, en liep er enthousiast naar toe. Maar toen hij er vlak bij kwam, zag hij, dat ze als het ware stonden te wachten om hem te ontvangen. Hij groette hen op de manier waarop hij altijd groette, maar vroeg zich wel verbaasd af, waarom de vogels niet weggevlogen waren, zoals ze altijd doen. Een grote vreugde kwam bij hem op en vriendelijk vroeg hij hun om naar het woord van God te luisteren. Daarna sprak hij hen toe en eindigde zijn toespraak met de woorden: "Mijn broeders, vogels, grote lof moeten jullie brengen aan jullie Schepper en Hem altijd van harte beminnen. Hij is het immers, Die jullie veren gaf om je te kleden en vleugels om te vliegen en alles wat jullie nodig hebben. Onder de schepselen gaf Hij jullie een ereplaats en wees jullie de vrije, zuivere lucht als verblijfplaats aan. Zaaien doen jullie niet, evenmin als maaien. Maar dat is ook niet nodig. Want zonder dat jullie er iets voor hoeven te doen beschermt Hij jullie en regelt Hij alles voor jullie." Toen begonnen die vogels - het verhaal heb ik van hemzelf en de broeders, die bij hem waren - op wonderlijke manier op hun eigen wijze hun vreugde te uiten: ze rekten hun halzen, strekten hun vleugels uit, openden hun bek en keken naar hem. Hij wandelde daarna wat tussen hen rond, terwijl hij met zijn habijt langs hun kopjes en lijfjes streek. Tenslotte zegende hij hen, maakte het kruisteken en gaf ze verlof om weg te vliegen. Blij gestemd ging Franciscus met zijn gezelschap verder en dankte God, Die alle schepselen eren door Hem onderdanig als hun Meester te erkennen. Maar reeds had de genade de overhand op zijn menselijke natuur en was hij alleen nog maar bedacht op de verheerlijking van God. Daarom voelde hij zich ook schuldig aan nalatigheid. Vroeger immers had hij nooit voor vogels gepreekt, terwijl nu bleek, met hoe grote eerbied ze luisterden naar het woord van God. Vanaf die dag spoorde hij vol ijver alle levende wezens aan, of ze nu in de lucht, op aarde of in het water leefden, of ze nu zintuigen hadden of niet, hun Schepper te beminnen en Zijn lof te verkondigen. Iedere dag merkte hij immers uit eigen ondervinding, hoe gehoorzaam ze waren, wanneer hij de naam van de Verlosser aanriep. top
59. Een enkel voorbeeld. Op een dag was hij in het stadje Alviano gekomen om het woord Gods te verkondigen. Om voor allen zichtbaar te zijn ging hij wat hoger staan en vroeg om stilte. Allen zwegen en stonden eerbiedig te wachten. Maar een paar zwaluwen waren daar hun nest aan het bouwen en bleven luid kwetterend lawaai maken. Omdat Franciscus zich niet verstaanbaar kon maken door dat gekwetter, zei hij tegen de vogels: "Mijn zusters, zwaluwen, jullie hebben nu lang genoeg gepraat. Mag ik nu ook eens aan het woord komen? Luister naar het woord van God en wees stil, totdat ik klaar ben met mijn preek." Groot was de verbazing van de aanwezigen, toen die vogels werkelijk dadelijk stil werden. Ze bleven rustig op hun plaats zitten en vlogen eerst weg, toen de preek afgelopen was. Dat gebeuren vervulde allen, die het gezien hadden, met grote verbazing en ze zeiden: "Die man moet wel echt heilig zijn. een vriend van de Allerhoogste." Vol eerbied liepen ze op hem toe om tenminste zijn habijt aan te raken, en ze prezen God en verheerlijkten hem. En ongetwijfeld was het een wonderlijk iets, dat ook de redeloze schepselen zijn hartelijke genegenheid voor hen merkten en er gevoelig voor waren, dat hij ze zo graag mocht. top
60. Nog een voorbeeld. Hij was eens in Greccio, toen een broeder hem een haasje bracht, dat in een strik gevangen was, maar nog leefde. Toen de man Gods het zag, kreeg hij er medelijden mee en zei: "Mijn klein haasje, mijn broertje, kom eens bij me. Wat heb je je toch dom voor de gek laten houden!" Vrijgelaten door de broeder, die het gebracht had, vluchtte het rechtstreeks naar de heilige en sprong, als was dat de veiligste plek, spontaan op zijn knieën. Daar bleef het een tijdje rustig zitten. Moederlijk teder streelde de heilige Vader het en wilde het toen vrij naar het bos terug laten gaan. Maar nauwelijks had hij het op de grond gezet, of het sprong weer op zijn knieën. Nadat dit een paar keer gebeurd was, gaf hij tenslotte zijn broeders opdracht het naar een bos in de buurt te brengen. Zoiets gebeurde ook met een konijntje, toch een heel schuw beestje, tijdens zijn verblijf op het eiland in het Trasumeense meer. top
61. Eenzelfde genegenheid had hij ook voor de vissen. Wanneer men ze gevangen had, gooide hij ze, als hij er de kans toe kreeg en ze nog in leven waren, in het water terug. En hij gaf ze de goede raad de volgende keer een beetje voorzichtiger te zijn en zich niet meer te laten vangen. Eens was hij op het meer van Rieti en bevond zich op een scheepje vlakbij een haven, toen een visser een grote vis ving, een zeelt. Hoffelijk bood hij die de heilige Vader aan. Blij verrast en vriendelijk nam Franciscus de vis aan, noemde hem 'mijn broeder', zette hem na enige tijd overboord en begon godvruchtig de naam van de Heer te prijzen. Zolang hij nu met zijn gebed bezig was, bleef de vis bij het bootje in het water ronddartelen. Hij ging pas weg van de plaats, waar hij overboord was gezet, toen de heilige hem na zijn gebed er uitdrukkelijk verlof toe gaf. Doordat onze roemvolle Vader Franciscus de weg van de gehoorzaamheid ging en zich volmaakt onderwierp aan wat God hem oplegde, heeft God hem, zoals blijkt, de grote gunst waardig bevonden, dat het geschapene hem onderdanig was. Zelfs water veranderde voor hem immers in wijn. Toen hij in het klooster van de heilige Urbanus eens erg ziek was en wat water dronk, werd hij zo gauw weer beter, dat men algemeen geloofde - en terecht -, dat het een wonder was van God.
Voorwaar, wanneer het geschapene je zo gehoorzaam is, dat zelfs de levenloze dingen op je wenk van aard veranderen en bewerken wat je normaal niet verwacht, dan moet je wel heilig zijn! top

Hoofdstuk XXII Hoe hij te Ascoli preekte; en hoe voorwerpen die hij had aangeraakt een genezende kracht hadden, zelfs als hij er niet bij was

62. Toen de eerbiedwaardige Vader Franciscus voor de vogels preekte, was hij op tocht door steden en dorpen, en overal waar hij kwam, was zijn komst een bron van rijke zegen. Zo kwam hij ook in Ascoli, waar hij op zijn gebruikelijke bezielde manier het woord van God verkondigde. Hier bracht Gods hand een grote ommekeer teweeg en bijna de hele bevolking werd in die mate door de woorden van de heilige van liefde en toewijding tot de Allerhoogste vervuld, dat ze in hun verlangen om hem te horen en te zien preken elkaar omver liepen. Een dertigtal mannen, geestelijken en leken, gaf hij daar bovendien eigenhandig het habijt van zijn orde. Het vertrouwen in Gods heilige was bij mannen en vrouwen zo groot en zo diep vereerden ze hem, dat ze zich de gelukkigste mensen van de wereld waanden, als ze alleen al zijn habijt konden aanraken. Wanneer hij een stad binnenkwam, was de geestelijkheid blij, luidden de klokken, de mannen juichten, de vrouwen lieten hun vreugde duidelijk blijken, de kinderen klapten in hun handen en zwaaiend met boomtakken gingen ze hem vaak zingend tegemoet. De boosheid van de ketterij werd te schande gemaakt, het geloof van Gods kerk richtte zich fier weer op en, tot grote vreugde van de gelovigen, hielden de ketters zich schuil. Zo duidelijk was zijn heiligheid te zien, dat niemand het waagde een debat met hem aan te gaan. Alle toehoorders, mannen en vrouwen, hadden trouwens alleen maar oog voor hem. Hij gaf als zijn vaste overtuiging te kennen, dat meer dan wat ook het geloofd van de heilige, Roomse Kerk behouden diende te blijven. Wat er ook gebeurde, dat moest in alle omstandigheden geëerbiedigd worden en daaraan moest men zich houden. Alleen daarin lag de redding voor allen, die zalig wilden worden. Verder betuigde hij zijn eerbied aan de priesters, en ieder die tot de geestelijke stand behoorde, kon van zijn grote genegenheid overtuigd zijn. top
63. De mensen gaven hem soms brood om het te zegenen. Lang bewaarden ze het en wanneer ze het dan aten, werden ze van allerlei ziekten genezen. Zo sneden ze ook vaak in groot vertrouwen een stuk van zijn habijt, en soms hield hij bijna geen kleren meer over. En het is nog wonderbaarlijker, dat meer dan eens zieken de gezondheid terugkregen door iets, wat de heilige Vader met zijn handen had aangeraakt. In de buurt van Arezzo woonde op een boerderijtje een vrouw, die zwanger was. Toen de tijd dat ze haar kind ter wereld zou brengen, daar was, lag ze dagenlang in zware barensweeën. Ze leed verschrikkelijk veel pijn en het kon haar niets eens meer schelen, of ze nu zou blijven leven of zou sterven. Haar buren en verwanten hadden gehoord, dat de zalige Franciscus op weg was naar een klooster en langs haar huis zou komen. Ze wachtten hem op, maar toevallig ging de man Gods langs een andere weg. Hij was echter te paard gegaan, omdat hij door ziekte erg verzwakt was. Aangekomen in het klooster liet hij zodoende een zekere broeder Petrus het paard terugbrengen naar de man, die hem uit sympathie geleend had, en die broeder kwam met het paard wel langs het huis van de doodzieke vrouw. Nauwelijks zagen de mensen uit die streek hem, of ze liepen haastig op hem toe. Ze dachten, dat het de heilige Franciscus was, maar tot hun grote teleurstelling merkten ze al gauw, dat hij het niet was. Ze overlegden met elkaar, of ze misschien niet iets konden vinden, dat de zalige Franciscus met zijn hand had aangeraakt. Lang zochten ze naar iets, maar eindelijk kregen ze de teugels in de gaten, die de heilige Vader bij het paardrijden in zijn handen gehouden had. Ze namen dus het paard, dat hij bereden had, het bit uit de mond en legden de teugels - die had hij immers met zijn handen aangeraakt - op de vrouw. Tot haar grote vreugde bracht ze dadelijk, zonder enige moeilijkheden, haar kind ter wereld en bleef in leven. top
64. Een inwoner van Città della Pieve, Gualfraducius, een godvruchtig man, die met heel zijn gezien God in eerbiedige vrees eerde, had een koord in zijn bezit, dat de heilige Franciscus wel eens had gebruikt. In die streek waren er veel mannen en ook een groot aantal vrouwen, die van allerlei kwalen en koortsen te lijden hadden. De man ging dan naar hun huis, doopte het koord in water of deed er iets van de vezels in en liet de patiënten dat drinken. En door de kracht van Christus' naam herstelden allen. Dat alles gebeurde zonder dat de heilige Franciscus erbij was, ja, er gebeurde veel meer dan dat. Zelfs als ik er een heel lang verhaal over zou vertellen, zou ik bij lange na nog niet volledig kunnen zijn. Maar de Heer, onze God, heeft ook dikwijls de goedheid gehad omwille van hem wonderlijke dingen te doen, terwijl hij er wel bij was. Enkele gevallen wil ik hier in beknopte vorm inlassen. top

Hoofdstuk XXIII Hoe hij in Toscanella een lamme en in Narni iemand, die door een beroerte was getroffen, genas

65. Om het Godsrijk te verkondigen maakte Gods heilige vele verre tochten door allerlei streken en zo kwam hij eens terecht in Toscanella. Zoals gewoonlijk preekte hij over het heilig evangelie, het zaad van het eeuwig leven. Zijn gastheer was een ridder uit de stad. Deze had maar één zoon, verlamd en lichamelijk erg zwak. Nog altijd lag hij in de wieg, wel nog een jong kind, maar al lang niet meer aan de moederborst. Toen de vader van de jongen zag, hoe heilig de man Gods was, knielde hij nederig voor hem neer en smeekte hem zijn zoon gezond te maken. Omdat Franciscus zich tot zo'n genadevolle daad niet in staat achtte, onwaardige en onbruikbare dienstknecht als hij was, weigerde hij lange tijd. Maar de ander bleef smeken en aandringen en eindelijk gaf de maan Gods toe. Eerst bad hij, toen legde hij zijn hand op het kind, sprak er de zegen over uit en hielp het overeind. En groot was de vreugde van de aanwezigen, toen de jongen door de kracht van de naam van onze Heer Jezus Christus meteen genezen uit bed sprong en door het huis begon te lopen. top
66. Zoiets had ook in Narni plaats, toen de man Gods daar gekomen was en er verscheidene dagen bleef. In die plaats woonde een zekere Petrus. Hij was door een beroerte getroffen en lag op bed. In vijf maanden tijd waren al zijn ledematen zo verlamd, dat hij met geen mogelijkheid meer kon opstaan en zich praktisch niet meer kon bewegen. Zijn handen, zijn voeten, zijn hoofd, ze waren volkomen krachteloos en weigerden iedere dienst. het enige, wat hij nog kon doen was: zijn tong bewegen en zijn ogen opendoen. Toen hij nu hoorde, dat de heilige Franciscus in Narni was, stuurde hij iemand naar de bisschop van de stad met het verzoek ter liefde Gods zo goed te zijn de dienaar van de Allerhoogste naar hem toe te sturen. Hij rekende er vast op, dat hij van zijn ziekte genezen zou, als hij hem alleen maar bij zich zag. De zalige Franciscus ging naar hem toe, maakte een kruisteken over hem van het hoofd tot de voeten en dadelijk was de ziekte verdwenen. De man was weer even gezond als vroeger. top

Hoofdstuk XXIV Hoe hij een blinde vrouw ziende maakte en in Gubbio er een van reumatiek genas

67. Toen in dezelfde stad Narni de heilige Franciscus over de ogen van een vrouw, die blind was geworden, het kruisteken maakte, werd ze terstond weer ziende, zoals ze zo vurig verlangd had. En met een vrouw in Gubbio gebeurde het volgende. Door de reumatiek waren haar vingers aan beide handen kromgetrokken, zodat ze die geen van beide meer kon gebruiken. Toen ze hoorde, dat Gods dienaar in de stad was, liep ze direct naar hem toe. Diepbedroefd liet ze hem met een treurig gezicht haar verkrampte handen zien en vroeg hem, of hij ze zou willen aanraken. Uit medelijden deed hij dat en ze genas. Juichend ging de vrouw rechtstreeks naar huis, maakte eigenhandig - dat kon ze weer doen - een kaaspizza klaar en gaf die aan de heilige man. Om de vrouw niet te kwetsen nam hij er een stukje van, maar zei tegen de vrouw, dat ze de rest met haar gezin moest opeten. top

Hoofdstuk XXV Hoe hij een broeder van een eigenaardige vallende ziekte genas en in San Gemini bij een vrouw een duivel uitdreef

68. Onder zijn broeders was er één, die telkens aanvallen had van een zeer zware ziekte. Hoe ik ze moet noemen, weet ik niet. Wanneer hij een aanval had, was het niet om aan te zien. Sommigen menen, dat hij van een kwaadaardige duivel bezeten was. Vaak gebeurde het, dat hij tegen de grond stortte en zich, hulpeloos om zich heenkijkend, heen en weer gooide, terwijl het schuim op zijn mond stond; beurtelings trokken zijn ledematen zich krampachtig samen en strekte hij ze weer; nu eens waren ze verkrampt en verwrongen, dan weer star en stijf. Soms ook werd hij zo stijf als een plank en zweefde in volle lengte in liggende houding omhoog; dan hing hij op manshoogte horizontaal boven de grond, om opeens weer op de grond terug te vallen. groot was het medelijden van de heilige vader Franciscus met hem vanwege zijn zeer ernstige ziekte. Hij bracht hem een bezoek, maakte biddend het kruisteken over hem en zegende hem. Plotseling was de zieke genezen en hij heeft verder nooit meer iets van die ziekte gemerkt. top
69. Toen Vader Franciscus door het bisdom van Narni trok, kwam hij op een dag terecht in San Gemini. Hij preekte over het Godsrijk en logeerde met drie broeders bij een godvrezend man, die in die streek een zeer goede naam had. Alle bewoners van die streek wisten echter ook, dat zijn vrouw in de macht was van een duivel en zwaar van hem te lijden had. De man vroeg de zalige haar te willen helpen, want hij was er vast van overtuigd, dat ze om diens verdienstelijke leven bevrijd kon worden. De zalige Franciscus voelde zich echter maar een heel gewoon en onbeduidend mens en wilde liever om die onbeduidendheid geminacht worden dan door een manifestatie van heiligheid - zo zag hij het - een goede naam in de wereld krijgen en haar gunst verwerven. Daarom weigerde hij absoluut er iets voor te doen. Maar Gods eer had hier mee te maken en toen ze hem telkens weer opnieuw vroegen, kon hij tegen hun smeken niet op en gaf toe. Wel riep hij ook de drie broeders, die hem vergezelden, bij zich, gaf ieder een plaats in één van de hoeken van het vertrek en zei: 'Broeders, bidden we voor deze vrouw tot de Heer, dat Hij haar tot Zijn eer en glorie mag bevrijden van het juk van de duivel, maar laten wij ieder apart in een hoek van het vertrek gaan staan, opdat die kwaadaardige geest ons niet kan ontkomen en voor de gek houden. Het zou kunnen, dat hij in één van die hoeken een schuilplaats zocht.' Daarna bad de zalige Franciscus, ging in vertrouwen op de kracht van de heilige Geest naar die vrouw, die verschrikkelijke kwellingen leed en huiveringwekkend schreeuwde, toe en zei: 'In naam van onze Heer Jezus Christus beveel ik je op gehoorzaamheid, duivel, ga uit deze vrouw weg en waag het niet haar nog langer lastig te vallen.' Nauwelijks had hij dit gezegd, of de duivel vloog onder woedend gebrul en luid sissend naar buiten. Maar dat ging zo snel, dat de heilige Vader dacht, dat er een spel met hem gespeeld was. De vrouw leek hem te plotseling genezen en hij vond, dat de duivel hem al te gehoorzaam was geweest. Hij schaamde zich diep en ging meteen weg. Maar God had het in Zijn zorg voor hem op deze manier geregeld om te voorkomen, dat hij, misschien ingenomen met zichzelf, zich ergens op zou beroemen. Later kwam de zalige Franciscus met broeder Elias nog eens door diezelfde plaats. Ook die vrouw hoorde van zijn komst, liep haastig haar huis uit de straat op en riep hem achterna toch zo goed te zijn haar een paar woorden te zeggen. Maar omdat hij bemerkte, dat het die vrouw was, bij wie hij eens, ten onrechte naar hij meende, een duiveluitdrijving verricht had, weigerde hij het. Zij bleef hem echter volgen en kuste de voetsporen, die hij op de weg had achtergelaten, God en Zijn heilige dienaar Franciscus dankend, omdat zij door hem uit de hand van de dood was bevrijd. Tenslotte wist broeder Elias hem zover te krijgen, dat hij met haar sprak. Maar eerst hadden velen hem ervan moeten overtuigen, dat zij werkelijk aan bovengenoemde ziekte had geleden en dat ze dus ook werkelijk van een duivel was verlost. top

Hoofdstuk XXVI Hoe hij ook in Città del Castello een duivel uitdreef

70. Ook in Città del Castello was een vrouw in de macht van de duivel. Vader Franciscus was in die stad en ze brachten de vrouw naar het huis, waar hij verbleef. Voor de deur echter begon ze te knarsetanden, haar ogen draaiden in hun kassen en met vervaarlijke stem hief ze een huiveringwekkend geschreeuw aan, zoals onreine geesten dat doen. In groten getale kwamen nu de mensen van die stad, mannen en vrouwen, toelopen en vroegen de zalige Franciscus haar te helpen. Want ze was al lang in de machte van de duivel, die haar kwelde en folterde, en ze hadden ook al lang van het vreselijke gebrul te lijden gehad. de heilige Vader vertrouwde het niet helemaal. Hij stuurde één van de broeders uit zijn gezelschap naar haar toe. Hij wilde wel eens weten, of hier werkelijk een duivel in het spel was of dat het ging om een hysterische vrouw. Maar toen de vrouw die broeder zag, dreef ze de spot met hem. Ze had wel door, dat het Franciscus niet was. Ondertussen zat de heilige Vader binnen nog te bidden. Toen hij daarmee klaar was, ging hij naar buiten. Dat was de vrouw echter te veel. Tegen de kracht, die van hem uitging, kon ze niet op. Ze begon te sidderen, stortte zich op de grond en gooide zich heen en weer. De heilige Vader riep haar bij zich en zei: 'In de kracht van de gehoorzaamheid, onreine geest, ga van haar uit.' In alle haast liet de duivel haar toen los. Een letsel bracht hij haar niet toe, maar uit zijn manier van verdwijnen was wel duidelijk, dat hij danig nijdig was. Laat ons dankbaar zijn jegens de almachtige God, van Wie dit alles toch steeds het werk is. Maar het was niet onze bedoeling wonderlijke gebeurtenissen te vertellen. Daarin bestaat de heiligheid immers niet; ze zijn er alleen de tekenen van. het was er ons om te doen het bijzonder hoogstaand en heilig leven van Franciscus te laten zien en aan het licht te brengen, hoe gaaf en rechtvaardig hij in heel zijn doen en laten is geweest. We zullen dus over die wonderlijke voorvallen verder zwijgen - het er trouwens toch te veel -, maar het weer hebben over zijn werken voor de eeuwige zaligheid. top

Hoofdstuk XXVII Hoe hij precies wist wat hij wilde en steeds vastberaden zijn eigen weg ging; en hoe hij preekte voor paus Honorius en zich met zijn broeders toevertrouwde aan heer Hugo, bisschop van Ostia

71. De man Gods Franciscus wist, dat het zijn taak was niet voor zichzelf te leven, maar te doen wat in zijn ogen op bijzondere wijze heilzaam was voor anderen. Toch was het zijn grootste wens los te komen van alles en alleen met Christus te zijn. Daarom deed hij zijn uiterste best zich vrij te maken van wat met de wereld te maken heeft om zo te bereiken, dat de rust van zijn geest geen moment verstoord zou worden door wel contact met de wereld dan ook. Hij probeerde zich ongevoelig te maken voor alle lawaai, dat van buiten kwam, hield zo goed mogelijk overal en altijd zijn zintuigen in bedwang, en deed moeite om zijn gevoelens meester te worden. Alleen voor God stelde hij zich open. Hij was als de duif uit het Hooglied, die dicht bij haar geliefde nestelt in de spleten van rots en woont in de holten van de muur. In een overgave van zijn hele persoon, die hem zichtbaar gelukkig maakte, was hij met zijn gedachten voortdurend in de hemel en zocht hij, zichzelf totaal vergetend, steeds meer de nabijheid van de gewonde Verlosser. Daarom trok hij zich telkens terug in de eenzaamheid. Dan kon hij heel zijn aandacht op God richten. Maar dat nam niet weg dat hij, wanneer hij het juiste moment gekomen achtte, er niet tegenop zag in te grijpen in de gang van zaken en zich bereidwillig in te zetten voor wat goed was voor zijn medemensen. Zijn grootste bescherming vond hij in het gebed. Hij bad evenwel nooit maar een enkel ogenblik of zorgeloos of haastig; altijd bad hij lang, met de grootste overgave en in rustige ootmoed. Als hij er 's avonds mee begon, kostte het hem veel moeite er 's morgens mee op te houden. Of hij nu liep of zat, at of dronk, hij bad altijd. Vaak ging hij 's nachts alleen naar verlaten, eenzaam gelegen kerken om er te bidden. En daar ondervond hij meer dan eens de beschermende kracht van de genadige God, Die hem over veel geestelijke angsten en moeilijkheden heen hielp. top
72. Daar kwam hij ook oog in oog te staan met de duivel. Op dergelijke plaatsen probeerde deze de inwendige rust van de heilige niet alleen door bekoringen te verstoren, maar hem ook af te schrikken door stenen te laten vallen of instortingen te veroorzaken. Maar de dappere strijder voor God wist, dat zijn Heer in alle omstandigheden even machtig is. Hij liet zich door dat alles niet van de wijs brengen, maar zei bij zichzelf: 'Jij boosaardige, met heel je kwaadaardigheid ben je tegenover mij net zo machteloos als wanneer alle mensen ons konden zien.' Hij ging werkelijk uiterst vastberaden en zeker van zichzelf de weg, die hij gekozen had. Wanneer hij het woord van God verkondigde voor vele duizenden mensen - wat nogal eens gebeurde -, was hij evenzeer op zijn gemak en zeker van zichzelf als wanneer hij met een goede vriend sprak. het maakte voor hem niets uit, of hij voor een grote menigte stond of te maken had met één persoon. In beide gevallen was zijn zorg het zo goed mogelijk te zeggen, even groot. Zijn onbezorgdheid en kalmte bij het houden van een preek dankte hij hieraan, dat hij sprak vanuit zijn innerlijke onafgebroken verzonkenheid in God. Zonder er van te voren over nagedacht te hebben kon hij verrassende en door niemand nog gehoorde dingen zeggen. Maar als hij er studie van gemaakt had en een goede preek in elkaar dacht gezet te hebben, dan gebeurde het wel, dat hij zich daarvan niets meer kon herinneren, wanneer het eenmaal zover was, en met een mond vol tanden stond. Hij schaamde zich daarvoor niet. Zonder meer bekende hij zijn toehoorders, dat hij zich wel had voorbereid, maar alles totaal vergeten was. Soms begon hij dan een zo welsprekende preek te houden, dat zijn gehoor met bewondering naar hem luisterde. Bij andere gelegenheden wist hij niets te zeggen. Dan gaf hij eenvoudig zijn zegen, liet de mensen heengaan en meer dan eens was dit voor hen al een voldoende preek. top
73. Eens was hij voor een ordesaangelegenheid in Rome en wilde graag een keer voor paus Honorius en het eerbiedwaardig college van kardinalen preken. Heer Hugo, de roemrijke bisschop van Ostia, die Gods heilige bijzonder genegen was, hoorde dit en was daarover zeer verheugd, maar toch ook een beetje bang. Hij bewonderde de bezielde ijver van de heilige man, maar wist ook hoe onbevangen eenvoudig hij was en, wanneer hij opging in de Heer, aan de wereld niet meer dacht. Maar hij vertrouwde op de barmhartigheid van de Almachtige, Die in moeilijke omstandigheden degenen die Hem kinderlijke eren, niet in de steek laat, en bracht hem bij paus Honorius en de eerbiedwaardige kardinalen. Toen hij voor dat vorstelijk college stond en op zijn verzoek de zegen gekregen had en mocht gaan preken, begon hij rustig met de preek, maar terwijl hij aan het preken was, raakte hij zo verrukt en in vuur en vlam, dat hij zich niet rustig kon houden, maar al prekend danspassen begon te maken, niet alsof hij uitgelaten was, maar alsof de gloed van Gods liefde hem verzengde. Zij lachten niet om hem; integendeel, diep in hun hart voelden ze een schrijnende pijn. Want bij velen van hen begon het geweten te spreken, terwijl ze vol bewondering waren over wat Gods genade hier bewerkte en zich erover verbaasden, hoe vastberaden de man in zijn optreden was en helemaal zichzelf bleef. Maar de eerbiedwaardige bisschop van Ostia was er allesbehalve gerust op. Vurig bad hij de Heer, dat ze het vrijmoedige, ongekunstelde optreden van de heilige man niet minderwaardig zouden vinden. De goede of kwade naam van de man Gods was immers ook zijn zaak, omdat hij als vaderlijke beschermer over diens orde was aangesteld. top
74. De heilige Franciscus had zich immers aan hem gehecht als een zoon aan zijn vader of een enige zoon aan zijn moeder. Zonder zich ergens zorg over te maken vond hij in de goedheid en genegenheid van de bisschop de nodige rust en opbeuring. Maar als was deze de werkelijke herder van de orde en oefende hij die taak ook uit, hij had de naam aan de heilige gelaten. De zalige Vader oordeelde wat moest gebeuren, de bisschop maakte dat effectief door te zorgen, dat het werd uitgevoerd. Hoevelen hebben vooral in het begin, toen de orde in opkomst was, op slinkse manier pogingen gedaan om de jonge stichting ongedaan te maken! Hoe velen deden hun uiterste best de wijnstok die de Heer had uitgekozen en in grote goedertierenheid nog maar pas in de wereld aan het planten was, in de kiem te smoren! Hoevelen waren erop uit zijn eerste en meest gave vruchten heimelijk te plukken en te laten wegkwijnen! Maar al hun pogingen zijn mislukt door het verzet dat die eerbiedwaardige heer en vader bood. Niets hebben ze kunnen bereiken. Want hij was een man van grote welsprekendheid, op wie de aanvallen tegen de Kerk als op een muur te pletter liepen; hij kwam op voor de waarheid met een grote sympathie voor al wat onbeduidend en nederig was. Geprezen moet daarom zijn die gedenkwaardige dag, dat Gods heilige zich onder zijn bescherming stelde. Dit gebeurde, toen de eerbiedwaardige bisschop, wat wel meer voorkwam, als gezant van de paus in Toscane was. De zalige Franciscus, die nog niet veel broeders had, was op weg naar Frankrijk en kwam in Florence, waar de bisschop zich op dat moment bevond. Ze waren nog geen vrienden, die elkaar goed kenden. Alleen hadden ze van elkaars zegenrijk leven gehoord en dat had een band van wederzijdse, hartelijke genegenheid doen ontstaan. top
75. De zalige Franciscus was altijd al gewoon om, wanneer hij in een stad of streek kwam, een bezoek te brengen aan de bisschoppen of de priesters. Toen hij dus hoorde, dat die zo grote kerkvorst er was, ging hij ook naar hem toe, stelde zich aan hem voor en beval zich zeer eerbiedig in zijn goedertierenheid aan. De bisschop ontving hem, toen hij hem zag, erg minzaam en vriendelijk. Dat deed hij altijd, wanneer hij iemand ontving, die als ordensgeestelijke bij hem kwam, heel in het bijzonder, wanneer deze zich onderscheidde door heilige eenvoud en armoede. Omdat hij er vooral in het laatste geval op bedacht was in eventuele behoeften te voorzien en de zaken grondig te behandelen, wilde hij precies weten, waarom de man Gods gekomen was, en vol begrip luisterde hij welwillend naar zijn plannen. Toen hij zag, dat Franciscus meer dan wie dan ook het aardse verachtte en doorgloeid was van dat vuur, dat Jezus op aarde was komen brengen, begon hij geestelijk naar hem toe te groeien, en van toen af voelde hij zich steeds meer ‚‚n van hart en ziel met hem. Godvruchtig vroeg hij de man Gods om zijn gebed en met grote beminnelijkheid bood hij hem in alles zijn hulp en bescherming aan. Hij raadde hem aan van zijn tocht af te zien en zich met alle zorg een waakzaamheid te wijden aan degenen, die God de Heer hem gegeven had. Franciscus was zeer verheugd, toen hij de grote genegenheid van de eerbiedwaardige bisschop zag en merkte, hoe bezorgd hij voor hem was. Ook ontging het hem niet, hoe praktisch en to the point het was, wat hij zei. Hij knielde voor hem neer en zich volledige aan hem overgeven, vertrouwde hij zichzelf en zijn broederschap aan zijn bescherming toe. top

Hoofdstuk XXVIII Hoe groot zijn medelijden met de armen was; en hoe hij zijn liefde ook schonk aan schapen en lammeren

76. De arme Franciscus, de vader van de armen, voelde zich helemaal de gelijke van alle armen en hij kon niet goed hebben, dat er één armer was dan hij, niet omdat hij er in ijdele zucht naar roem een eer in stelde de armste te zijn, maar echt alleen uit medelijden. En al was het enige, wat hij had, een versleten en ruig habijt, vaak gaf hij graag een arme de helft ervan. Zijn grote genegenheid bracht hem ertoe ze altijd hoe dan ook te willen helpen. Daarom probeerde hij de rijkste arme te zijn en om dat te bereiken vroeg hij zonder meer, wanneer het erg koud was, de rijken van de wereld hun mantel of pels. En als ze dan uit genegenheid daarop ingingen, soms bereidwilliger dan de zalige Vader van hen vroeg, zei hij erbij: 'Alleen als jullie absoluut niet meer verwachten hem terug te krijgen, neem ik hem aan. Dat is de bedoeling.' Zo gauw als hij daarna een arme tegenkwam, liep hij blij en juichend op hem toe en liet hem aantrekken wat hij gekregen had. Bijzonder gepikeerd was hij, als hij hoorde, dat men een arme verwijten naar het hoofd slingerde of iets, dat geschapen was, beschimpte of vervloekte. Een broeder beet eens een arme, die om een aalmoes vroeg, kwetsend toe: 'Ach kerel, je doet wel erg armzalig, maar je bent misschien toch wel rijk.' De heilige Franciscus, de vader van de armen, hoorde dat en was hevig verontwaardigd. Hij gaf de broeder, die dat gezegd had, er geducht van langs, beval hem in het bijzijn van de arme zijn habijt uit te trekken en, hem de voeten kussend, om vergiffenis te vragen. Hij was immers gewoon te zeggen: 'Wanneer je een arme kwetst of beschimpt, beledig je Christus. Want de arme draagt de eervolle onderscheiding van Hem, Die voor ons in deze wereld vrijwillig arm heeft willen zijn.' En daarom wilde hij ook, wanneer hij armen aantrof, die vrachten hout of andere zware lasten droegen, ze steeds helpen en laadde hij vaak, hoe zwak hij ook was, hun vracht op zijn eigen schouders. top
77. Zijn hartelijkheid beperkte zich in de overdaad van zijn liefde niet tot de mensen, die gebrek hadden. Ze omvatte ook de stomme, redeloze dieren, de reptielen, de vogels en verder alles, wat geschapen was, of het nu zintuigen had of niet. Maar onder alle dieren ging heel bijzonder zijn liefde uit naar de lammetjes. Daarvoor had hij alles over. Werd onze Heer Jezus in de heilige Schrift immers niet telkens en terecht om zijn gedweeheid met een lam vergeleken? Alle schepselen beminde hij, maar als hij in hen een zinnebeeldige gelijkenis kon vinden met de Zoon van God, was gehechtheid nog inniger en zag hij ze nog liever. Toen hij eens, op reis door het markgraafschap Ancona, waar hij het woord van God verkondigd had, met de overste van die provincie, broeder Paulus, op weg was naar Osimo, zag hij in het veld een herder met een grote kudde geiten en bokken. Temidden ervan liep ook een schaapje gedwee en rustig te grazen. Bij het zien ervan werd de zalige Franciscus droevig gestemd, hij hield zijn stappen in en diep zuchtend zei hij tot zijn metgezel: 'Kijk eens naar dat schaapje, dat daar zo vreedzaam loopt tussen al die geiten en bokken! Zo vreedzaam en gedwee was ook onze Heer Jezus Christus, zeg ik je, toen hij rondging tussen de Farizeeën en hogepriesters. Daarom, mijn zoon, bij je liefde tot Hem, laten we er medelijden mee hebben; laten we het kopen en uit die kudde geiten en bokken weghalen.' top
78. Broeder Paulus was eerst wel verbaasd over zijn treurigheid, maar voelde nu toch met hem mee. Behalve de versleten habijten, die ze droegen, hadden ze echter niets en ze wisten echt niet, hoe ze de prijs moesten betalen. maar juist kwam er een koopman langs. Hij wilde hen wel helpen en gaf hun het geld, dat ze nodig hadden. In grote dankbaarheid jegens God kochten ze het dier en namen het mee naar Osimo, waar ze een bezoek brachten aan de bisschop van die stad. Deze ontving hen met groot respect, maar was er wel verwonderd over, dat de man Gods daar aankwam met een schaap. Ook verbaasde hem zijn grote genegenheid ervoor. Maar de dienaar van Christus vertelde hem een lange gelijkenis over een schaap, die een diepe indruk maakte op de bisschop. Een grote ontroering maakte zich van hem meester, want hij bemerkte, hoe de man Gods in zijn denken en doen geheel door God gegrepen was. Maar toen de heilige Vader de volgende dag buiten de stad was, wist hij niet goed, wat hij met het schaap moest doen. Zijn metgezel raadde hem aan het onder te brengen in een Clarissenklooster in San Severino, wat hij ook deed. De eerbiedwaardige dienaressen van Christus waren er maar wat blij mee. Ze zagen het als een hun door God gegeven geschenk en zorgden er dan ook goed voor. Na verloop van tijd hebben ze van zijn vacht een habijt voor de zalige Franciscus geweven en hem dat bij gelegenheid van een kapittel als geschenk laten brengen naar de Santa Maria in Portiuncula. Met eerbiedige schroom nam Gods heilige het aan. Hij was er erg blij mee, bracht het aan zijn lippen en kuste het, terwijl hij alle aanwezigen vroeg zijn grote vreugde te delen. top
79. Een andere keer trok hij met dezelfde broeder, aan wie hij onderweg een opgeruimd metgezel had, weer door hetzelfde markgraafschap. Op zijn tocht ontmoette hij een man, die over zijn schouder twee lammetjes had hangen. Hij was op weg naar de markt om ze te verkopen en had hun poten bij elkaar gebonden. de heilige Franciscus hoorde ze blaten en werd daardoor diep ontroerd. Hij ging erheen en streelde ze vol medelijden, zoals een moeder dat doet met haar huilend kind. Tot de man zei hij: 'Waarom heb je die lammetjes, mijn kleine broeders, zo vastgebonden en doe je ze pijn door ze over je schouders te hangen?' De man antwoordde: 'Ik heb nu eenmaal geld nodig. daarom ga ik ze op de markt verkopen.' 'Maar wat zal er dan mee gebeuren?' vroeg Franciscus. 'Wat dacht je?' antwoordde de man weer, 'de mensen, die ze kopen, slachten ze en eten ze op.' 'Nee', zei de heilige, 'dat mag niet gebeuren! Geef mij ze, ik betaal je met de mantel, die ik draag.' De mantel, die de heilige droeg, had hij diezelfde dag nog van een goede vriend gekregen om zich te beschutten tegen de kou. Hij was veel meer waard dan de lammetjes samen. De man vond het daarom best en gaf met plezier de lammetjes af. Maar toen de heilige ze had, wist hij er feitelijk geen raad mee en overlegde met de broeder, die bij hem was. Toen gaf hij ze aan de man terug om ze onder zijn hoede te houden. Wel liet hij hem beloven, dat hij die lammetjes nooit zou verkopen of enig kwaad zou doen, maar ze als een toegewijd meester goed zou verzorgen en beschermen. top

Hoofdstuk XXIX Hoe hij omwille van de Schepper al het geschapene liefhad; en hoe zijn innerlijk leven was en hij er uiterlijk uitzag

80. Het zou een onbegonnen werk zijn en praktisch niet uitvoerbaar, als we alles zouden willen vertellen en in herinnering brengen, wat onze roemvolle Vader Franciscus gedaan en gezegd heeft, toen hij nog in leven was. Wie zou immers ooit in staat zijn de intense liefde onder woorden te brengen, die hij koesterde voor alles, waar God mee te maken had? Wie zou ooit een beeld kunnen geven van de verrukking, die zich van hem meester maakte, wanneer hij in het geschapene de wijsheid, de macht en de goedheid van de Schepper ontwaarde? En heel in het bijzonder werd hij van een waarlijk wondere en onuitsprekelijke vreugde bevangen, wanneer hij opzag - en dat gebeurde heel dikwijls - naar de zon of wanneer hij de maan zag of aandachtig keek naar de met sterren bezaaide hemel. O ongekunsteld eerlijke vroomheid, o vroom eerlijke ongekunsteldheid! Ook wormen waren hem er lief, omdat over de Verlosser, zoals hij gelezen had, gezegd was: 'Ik ben een worm, geen mens meer.' Als hij ze daarom op een weg vond, raapte hij ze op en bracht ze naar een verborgen, veilige plaats. Stel je voor, dat ze door een voorbijganger vertrapt zouden worden! En waarom zou ik nog verder over andere lagere dieren spreken, wanneer je weet, dat hij in de winter bijen, om ze niet het slachtoffer te laten worden van de kou, zelfs honing of de beste wijn liet geven? Hij was zo onder de indruk van de doelmatigheid van wat ze maakten, en van hun vernuftig instinct, dat hij ze niet genoeg kon prijzen en vaak tot verheerlijking van de Heer een hele dag lang hun lof en die van de andere dieren bleef zingen. Zoals eens drie jongemannen, die in een fel brandende oven gegooid waren, als het geschapene uitnodigden om de Schepper van het heelal te prijzen en te verheerlijken, zo deed ook deze man. Gegrepen door de geest van God hield hij niet op in al het geschapene, bezield of onbezield, de Schepper van dat alles, onder Wiens leiding het ook stond, te verheerlijken, te prijzen en Zijn lof te zingen. top
81. Maar hoe moest hij dan niet in vervoering raken door de schoonheid van de bloemen, wanneer hij zag, hoe verrukkelijk ze er uitzagen, en wanneer hij hun heerlijke geuren rook? Onmiddellijk kwam hem dan voor de geest de schoonheid van die bloemen, die, in de lente aan de stam van Jesse ontluikend, door haar geur talloze doden weer tot leven gewekt heeft. En als hij ze in groten getale vond, sprak hij ze toe en riep ze op de lof van de Heer te verkondigen, alsof ze met verstand begaafde wezens waren. Zo deed hij ook met korenvelden, wijngaarden, bergen en wouden, met verrukkelijke, het oog bekorende velden, hoog opborrelende bronnen en in bloei staande tuinen, aarde en vuur, lucht en wind. Meegesleept in vervoering, zich alleen nog God bewust, spoorde hij ze aan Hem lief te hebben en door met vreugde te zijn wat ze waren Hem te dienen. Met alle schepselen voelde hij zich verwant en hij sprak ze daarom ook aan met 'broeder'. Met de blik van zijn hart wist hij op een unieke manier, door geen ander ervaren, door te dringen tot de geheimen van het geschapene. Want reeds was hij zover gekomen, dat hij de door niets belemmerde, allesdoordringende blik had van de verheerlijkte kinderen van God. En nu, goede Jezus, zingt hij met de engelen in de hemel Uw lof om Uw bewonderenswaardigheid; hij, die toen hij nog op aarde leefde, alle schepselen opriep U om Uw beminnelijkheid lief te hebben. top
82. Maar wanneer hij uw naam, heilige Heer, uitsprak, raakte hij in een liefdesverrukking, die alle menselijk begrip te boven gaat. Dan juichte zijn hele persoon, dan stroomde hij over van louter genot, dan kende je hem niet terug, dan scheen hij uit een andere wereld te komen. Vond hij ergens op een weg of in een huis of op de vloer een stuk papier waarop woorden geschreven stonden van God of mens, dan maakte het voor hem geen verschil, of het een tekst uit de heilige Schrift was over iets anders ging. Eerbiedig raapte hij het op en legde het op een gewijde of anderszins behoorlijke plaats. Misschien stond er wel de naam van de Heer op of iets dat hier verband mee hield. Toen een broeder hem eens vroeg, waarom hij even zorgvuldig te werk ging met geschriften van heidenen, waar de naam van de Heer toch zeker niet in voorkwam, antwoordde hij: 'Mijn zoon, in ieder geval staan er de letters in die de glorierijke naam van God, de Heer, vormen. Bovendien komt het goede, dat er mogelijk in staat, niet van de heidenen of van andere mensen, maar alleen van God, aan Wie alle goed toebehoort.' Even bewonderenswaardig kan men zijn gewoonte noemen om niet toe te staan, wanneer hij een brief liet schrijven om iemand te groeten of een andere raad te geven, dat men er ook maar een letter of syllabe in schrapte, ook al waren die nog zo overbodig of zelfs helemaal fout. top
83. Hoe wonderlijk schoon was hij, stralend en groots, zoals hij zich openbaarde in de rechtschapenheid van zijn leven, de oprechte eerlijkheid in zijn spreken, de zuiverheid van zijn gevoelens, zijn liefde tot God, de genegenheid jegens zijn broeders, zijn felle gehoorzaamheid, zijn vriendelijke inschikkelijkheid, zijn engelachtig optreden! Beminnelijk was hij in zijn gedrag, van nature vredelievend, minzaam in het gesprek, bijzonder voorkomend bij aansporingen, uiterst betrouwbaar als het om een geheim ging, voorzichtig bij raadgevingen, doortastend in het handelen en steeds charmant. Hij zag de zaken helder en reageerde met veel gevoel; hij was ingetogen en voortdurend verzonken in de beschouwing van God; hij bad zonder ophouden en deed alles met de inzet van zijn hele persoon. Hij hield zich aan zijn voornemens, beoefende standvastig de deugd, zocht te volharden in de genade en was in alle omstandigheden steeds dezelfde. Hij wist snel te vergeven, werd niet gauw kwaad, liet zijn denken niet door vooroordelen vertroebelen, had een uitstekend geheugen, kon zijn zaak scherpzinnig uiteenzetten, was voorzichtig in zijn keuze en bij alles oprecht. Streng voor zichzelf, was hij mild voor anderen, steeds goed aanvoelend wat juist was en wat niet. Spreken kon hij uitstekend, zijn blik was blij en welwillend, hij durfde alles te zeggen, maar werd nooit onbeschaamd. Hij was tamelijk klein van gestalte, had een vrij klein, rond hoofd, de vorm van zijn gelaat kon je langwerpig ovaal noemen, hij had een glad laag voorhoofd, nogal kleine zwarte heldere ogen, donker haar, rechte wenkbrauwen, een goedgevormde dunne rechte neus, kleine rechtopstaande oren en vlakke slapen. Zijn manier van spreken was innemend, levendig en indringend, hij had een flinke stem, prettig om te horen, helder en welluidend, een gaaf gebit met regelmatige, witte tanden, smalle dunne lippen, een zwarte, niet volle baard, een dunne hals, rechte schouders, korte armen, fijne handen met lange vingers en nagels, dunne benen, kleine voeten en een tere huid. Hij was erg mager en ruig gekleed; hij sliep heel weinig maar werkte heel veel. En omdat hij zeer nederig was, gedroeg hij zich ten opzichte van iedereen deemoedig en wist hij zich naar ieders aard gedienstig te schikken. Hij overtrof de heiligen in heiligheid, maar hij voelde zich als een zondaar.
Heilige Vader, wij smeken U, om uw liefde voor de zondaars, help ook ons; wees zo goedertieren ons, die U in het slijk van onze wandaden beklagenswaardig ziet neerliggen, barmhartig door uw glorievolle tussenkomst daaruit te helpen opstaan. top

Hoofdstuk XXX Hoe hij met Kerstmis zorgde voor een kribbe

84. Waar hij vooral zijn zinnen op gezet had, wat hij het meest verlangde en zich onvoorwaardelijk had voorgenomen was: overal en altijd het heilige evangelie te onderhouden en met uiterste nauwgezetheid en volledige inzet van zichzelf, met heel het verlangen van ziel en de vurigheid van zijn hart, volmaakt te doen wat onze Heer Jezus Christus had geleerd, en zijn voorbeeld op de voet te volgen. Voortdurend bracht Franciscus zich mediterend Christus' woorden voor de geest en dacht hij diep over zijn leven na. Vooral de nederige gestalte waarin Hij geboren was en de liefde die Hij in zijn lijden had laten blijken, hielden zijn aandacht gevangen. Daarom moet ik wel met eerbied in herinnering brengen wat hij twee jaar voor zijn sterven in Greccio deed op de geboortedag van onze Heer Jezus Christus. Daar woonde een zekere Johannes, een man van goede naam en faam. De zalige Franciscus had een bijzondere genegenheid voor hem. Ongeveer twee weken voor Kerstmis liet Franciscus hem bij zich komen en zei: "Als je wilt dat we dit jaar in Greccio Kerstmis vieren, tref dan vlug voorbereidingen en doe precies wat ik je vraag. Ik wil de herinnering oproepen aan het kind dat in Bethlehem geboren is, en zo goed mogelijk met eigen ogen de pijnlijke en behoeftige omstandigheden zien waarvan het toen te lijden had. Ik wil zien hoe het daar in een kribbe op stro lag tussen een os en een ezel." Toen zijn goede vriend dit hoorde, ging hij haastig aan het werk en trof daar alle voorbereidingen die de heilige hem opgedragen had. top
85. De vreugdevolle dag kwam nader, het moment om juichend het gebeuren te herdenken brak aan. Uit vele plaatsen waren broeders uitgenodigd, de mensen uit de streek, mannen en vrouwen, zorgden blij gestemd voor fakkels en kaarsen om daarmee licht te brengen in die nacht waarin een fonkelende ster met zijn licht alle dagen en jaren had verlicht. Tenslotte kwam ook de heilige en zag tot zijn vreugde dat voor alles gezorgd was. Men was een kribbe aan het maken en deed er stro in; ook werden er een os en ezel bij gezet. Hier eerde men de eenvoud, hier maakte men van de armoede iets verhevens en prees men de deemoed. Greccio was als een nieuw Bethlehem. De nacht was helder als de dag, een verrukking voor mensen en dieren. En ze kwamen, mannen en vrouwen, opgetogen van vreugde bij het zien van de heel nieuwe manier waarop het geheim werd gevierd. Het bos weergalmde van de stemmen en de rotsen kaatsten het geluid terug. De nacht was van juichen en jubelen vervuld. Gods heilige stond voor de kribbe, steeds zuchtend van medelijden, maar ook doorgloeid van wonderlijke blijheid. Boven de kribbe vierde men de plechtige heilige mis en de priester werd bevangen van een ongekende ontroering. top
86. Gods heilige, die diaken was, trok zijn diakengewaden aan en zong met welluidende stem het heilig evangelie. Zijn krachtige, melodieuze, heldere, welluidende stem riep allen op, zich in te zetten voor het hoogste goed. Daarna preekte hij tot de aanwezigen en in een vloeiende stroom van heerlijke woorden sprak hij over de geboorte van de arme Koning in het stadje Bethlehem. Als hij Jezus' naam wilde noemen, liet zijn brandende liefde hem af en toe "Kind van Bethlehem" zeggen. En wanneer hij "Bethlehem" zei, leek hij wel een blatend schaap. Hij sprak het wel uit, maar het genot dat de naam hem gaf, benam hem bijna de adem. Ook was het, als ging hij bij het uitspreken van "Bethlehem" of "Jezus" met zijn tong langs zijn lippen, alsof hij proevend met zijn gehemelte er diep  gelukkig van genoot en de zoete woorden langzaam inzoog. En nog rijker was de Almachtige daar met zijn gaven. Een deugdzaam man had een wonderlijk visioen. In de kribbe namelijk zag hij een op het eerste gezicht levenloos kindje liggen. Hij zag de heilige ernaar toe en gaan en het als uit een diepe slaap wakker maken. Een toepasselijk visioen. In de harten van velen was het kind Jezus immers een onbekende geworden, maar door de kracht van Gods genade had zijn heilige dienaar Franciscus het in hen weer tot leven gewekt, zodat ze er weer met attente liefde aan gingen denken. En toen eindelijk de plechtige nachtelijke viering ten einde was, gingen allen in grote vreugde naar huis terug. top
87. Men heeft het stro dat in de kribbe lag, bewaard opdat de Heer, die al zo vaak zich barmhartig heeft getoond, daardoor paarden en andere dieren zou genezen. En werkelijk zijn veel dieren uit de omgeving, die allerlei kwalen hadden, door het stro te eten daarvan bevrijd. Ook zijn er vrouwen die wanneer ze zware, langdurige barenswee‰n te verduren hebben, iets van dit stro op zich laten leggen en daarna hun kind voorspoedig ter wereld brengen. Verder komen grote groepen mannen en vrouwen die aan de meest uiteenlopende kwalen lijden, daar bijeen en krijgen de vurig verlangde gezondheid terug. De plaats waar de kribbe stond heeft men als heilige plaats de Heer gewijd. Ter ere van de heilige Vader Franciscus bouwt men boven de kribbe een altaar en een kerk, opdat waar eens dieren vraten, in de toekomst mensen voor de gezondheid van hun lichaam en ziel het vlees eten van het onbevlekte en smetteloze Lam, onze Heer Jezus Christus, die zich eens in de overdaad van zijn onuitsprekelijke liefde voor ons geofferd heeft, maar die nu, God met de Vader en de Heilige Geest, voor altijd glorievol leeft en heerst in alle eeuwigheid. Amen.
Alleluja, Alleluja. top

Dit was het eerste boek over het leven van de zalige Franciscus.

Het tweede boek over het leven van onze zalige Vader Franciscus; zijn laatste twee jaren en zijn zalige dood.

Hoofdstuk I De inhoud van dit boek: de tijd waarin Franciscus ging sterven; en hoe hij vooruitging in de deugd.

88. In het vorige boek, dat we, dank zij de genadige hulp van de Zaligmaker, met een geschikt verhaal hebben kunnen besluiten, hebben we verteld, hoe onze zalige Vader Franciscus tot aan het achttiende jaar van zijn bekering heeft geleefd en wat hij heeft gedaan. We deden dit zo goed we konden. Het is nu onze bedoeling het verhaal van de overblijvende tijd van zijn leven, voorzover we er zekerheid over konden krijgen, hieraan toe te voegen. We zullen kort zijn en voorlopig ons beperken tot de grote lijnen; alleen dat, wat ons noodzakelijk schijnt, zullen we vermelden. Wanneer men er meer over wil zeggen, kan men dus altijd iets vinden om eraan toe te voegen.
Op zondag 4 oktober in het jaar 1226 na de Menswording van de Heer heeft onze zalige Vader Franciscus te Assisi, waar hij geboren was, in Santa Maria in Portiuncula, waar hij de orde van de Mindere Broeders begonnen was, twintig jaar nadat hij zich als volmaakt leerling bij Christus had aangesloten, levend in het voetspoor van de Apostelen en hun leven navolgend, de kerker van zijn lichaam verlaten. In gelukzalige vlucht zich voegend bij de hemelingen bracht hij dat, wat hij op aarde begonnen was, tot een volmaakt einde. Onder het zingen van hymnen en lofzangen is hij in die stad te ruste gelegd en eervol begraven. Daar verheerlijkt hij de Almachtige door het glorieus verrichten van veel wonderen. Amen. top
89. Omdat hij vanaf zijn eerste kinderjaren weinig of niets gehoord had over God en zo noch wist wie Hij was, noch wat Hij wilde, leefde hij vrij lange tijd in jeugdige onbezonnenheid maar raak, beheerst door het vuur van zijn driften. Maar God greep in. De hand van de Allerhoogste maakte hem los van zijn onwijs, zondig leven en door de kracht van Zijn genade kwam hij meer dan wie ook in die tijd in de ban van de goddelijke wijsheid. en in een tijd, waarvan men zou kunnen zeggen dat de leer van het evangelie zo goed als nergens meer, op enige uitzonderingen na, in de praktijk nog iets te betekenen had, kreeg hij de taak van God overal over de hele wereld als een apostel voor de waarheid te gaan getuigen. In zijn getuigenis maakte hij het duidelijk, dat heel de wijsheid van de wereld, die op eigen kracht het hoogste wil bereiken, in werkelijkheid niets dan wijsheid van dwazen is, en bracht hij in korte tijd onder leiding van Christus door de dwaasheid van zijn prediking, waarin hij opriep zich te onderwerpen aan God, de mensen tot de ware wijsheid terug, de wijsheid van God te erkennen en te beminnen. Hij was als een nieuwe evangelist op het einde der tijden, die, als ‚‚n van de stromen uit het paradijs, de hele aarde liefdevol drenkte met het water van het evangelie en die wat hij verkondigde over de weg van Gods Zoon en het ware geloof, ook preekt door wat hij deed. Hierdoor bloeide in en door hem onverhoopt de dorre aarde weer op en kwam tot een heilige vernieuwing. De kiemkracht van het oude, eerbiedwaardige geloof deed zich weer gelden en bracht reeds lang verstokte en verharde harten onverwacht opnieuw tot leven. Toen de heilige dienaar van Christus, als één van de gesternten aan de hemel, op ongekende wijze en met ongekende tekenen zijn stralend licht over de wereld deed stromen, voer opnieuw Gods geest in de harten van de uitverkorenen en zalfde ze om ze opnieuw weerbaar te maken voor het eeuwig heil. Opnieuw gebeurden, dank zij hem, de wonderen uit de eerste tijd, doordat er in de woestenij, die de wereld geworden was, een levenskrachtige wijnstok geplant werd, in nieuwe vorm, maar op de oude, beproefde manier, een wijnstok, die heerlijk geurende bloemen deed ontluiken van heilige deugden en die zijn ranken over de hele wereld deed uitlopen in een Godverheerlijkende gemeenschap, zijn orde. top
90. Het eigene van Gods heilige lag niet hierin, dat hij anders en minder kwetsbaar was dan wij, integendeel. Maar hij nam er nu eenmaal geen genoegen mee gewoon de geboden te onderhouden. In de overdaad van zijn brandende liefde ging hij de weg van de volkomen volmaaktheid, wilde hij de hoogste graad van heiligheid bereiken en hield hij in het oog, hoever hij uiteindelijk daarin kon komen. Daarom kan iedereen, van welke stand, van welk geslacht of welke leeftijd hij ook is, in hem duidelijk onderkennen, wat er geleerd wordt over het eeuwig heil en wat men voor de heiligheid moet doen. In hem heeft ieder een voortreffelijk voorbeeld ervan. wanneer er zijn, die zich ten doel stellen grootse daden te verrichten en zich inspannen de genadevolle weg van een meer verheven leven te gaan, laten zij zich dan spiegelen aan zijn leven. Dan zullen ze te weten komen, waarin de volkomen volmaaktheid bestaat. Wanneer men echter een lager en meer effen weg zoekt, omdat men steile paden vreest en de top van de berg niet durft te beklimmen, dan zal men ook op dat niveau geschikte aanwijzingen vinden. Maar mogelijk zoekt men alleen maar tekenen en wonderlijke gebeurtenissen. Vraag hem dan omwille van zijn heiligheid erom, en man zal zijn wens vervuld zien. En in ieder geval geeft zijn glorievol leven aan de volmaaktheid, die ook door vroegere heiligen bereikt werd, een stralender glans. Dat hij het lijden van Jezus Christus mocht ondergaan, duidt erop; dat hij getekend werd met Zijn Kruis, is een duidelijk zichtbaar bewijs ervan. Want werkelijk is onze eerbiedwaardige Vader op vijf plaatsen van zijn lichaam getekend met de tekenen van Christus' lijden en kruis, alsof hij met Gods Zoon aan het kruis geslagen was. Het is een groot geheim en wijst op een verheven en bevoorrechte liefde. Maar er wordt een verborgen iets mee bedoeld en er gaat een eerbiedwaardige mysterie achter schuil, alleen aan God, geloven wij, bekend en door de heilige zelf ten dele aan zeker iemand geopenbaard. Daarom hoeven we ons niet al te zeer in te spannen om hem te verheerlijken. Verheerlijkt is hij door Hem, Die zelf aller verheerlijking is, in Wie haar oorsprong ligt en haar duurzaamheid doordat Hij het loon geeft van het eeuwig licht. Laten wij dan lof brengen aan de heilige, ware, glorievolle God en ons verhaal in de volgorde der gebeurtenissen weer opnemen. top

Hoofdstuk II Wat de zalige Franciscus vooral verlangde; en hoe hij door het openslaan van het evangelie achterhaalde, wat de Heer van hem wilde

91. Dagelijks kwamen er grote menigten mensen vol eerbied naar de zalige en eerbiedwaardige vader Franciscus toe om hem te zien en te horen. Op zeker moment vond hij het genoeg. Hij trok zich van de menigte terug naar een rustige, eenzame plaats. Hij wilde tijd hebben voor God en zich reinigen van de smetten, die hij mogelijk in de omgang met mensen had opgelopen. Zo was hij het ook gewoon. De tijd van zijn leven, die hem gegeven was om Gods genadige liefde te winnen, verdeelde hij en, naar gelang het hem wenselijk voorkwam, besteedde hij het ene gedeelte ervan aan het welzijn van zijn medemensen, maar trok hij zich de overige tijd terug om zich in afzondering te wijden aan meditatie. Slechts een paar metgezellen, die beter dan de anderen op de hoogte waren van zijn heilig leven, mochten mee. Zij moesten voorkomen, dat er mensen bij hem kwamen en zijn rust zouden verstoren, en in alle omstandigheden er, met uiterste waakzaamheid, voor zorgen, dat hij rustig zijn gang kon gaan. Toen hij er enige tijd was en, telkens weer in meditatief nadenken verzinkend, op onuitsprekelijke wijze in intiem contact met God was geraakt, kwam het verlangen bij hem op te weten te komen, wat de eeuwige Koning bij voorkeur in hem zag en van hem wenste of zou kunnen wensen. Met alle toewijding en zorg en in een mateloos verlangen zocht hij te achterhalen, hoe hij te werk moest gaan en waarnaar hij moest streven om in overeenstemming met de bedoeling en de wens van Gods wil nog volkomener en inniger met Hem verenigd te zijn. Trouwens, zijn hele leven lang zag hij het als de hoogste levenswijsheid en was hetgeen hij met brandend verlangen het meest zocht: te leren van wie dan ook, van eenvoudigen of wijzen, van volmaakten of onvolmaakten, wat de juiste weg was om het verheven doel dat hij zich gestelde had, te bereiken. top
92. Want hoezeer hij ook onder de volmaakten de volmaaktste was, zelf wilde hij van volmaaktheid niet horen. Hij vond zich zichzelf juist helemaal niet volmaakt. Had hij immers niet ondervonden en meegemaakt, hoe heerlijke en verrukkend de God van Israël was voor hen, die eerlijk hun best doen goed te leven en in onbevangen oprechtheid, zich geheel voor Hem openstellend, Hem werkelijk zoeken? De zoete vervoering, waarin hij op zekere dag was geraakt - iets wat maar aan zeer weinigen geschonken wordt en dan ook nog zelden -, de verrukking, die hij van boven over zich had voelen komen, dwong hem ertoe geheel los van zijn lichaam te worden. Meegesleept door die heerlijke, vreugdevolle ervaring verlangde hij met heel zijn hart niets anders dan helemaal daarin op te gaan, waarin hij in zijn zichzelfverliezende geestesvervoering al ten dele was opgegaan. Bezield door Gods geest was de man daarom bereid alle kwellingen van ziel en lichaam te ondergaan, als het aan hem lag. Hij had het er graag voor over, als maar dat, wat de hemelse Vader met hem wilde, vervuld zou worden. Op een dag kwam hij in het klooster, waar hij verbleef bij het altaar. Hij nam het evangelieboek en legde het eerbiedig daarop neer. Toen strekte hij zich in volle lengte op de grond uit en bad tot God. En zo biddende met ziel en lichaam vroeg hij in een ootmoedig gebed, dat God, de Vader van de barmhartigheid en de God van alle troost, de goedheid zou willen hebben hem welwillend Zijn wil te leren kennen. Onderworpen smeekte hij Hem om de gunst helemaal te mogen afmaken, wat hij in volle eerlijkheid en met volle toewijding begonnen was, en dat de Heer hem daarom, wanneer hij het boek zou openslaan, op de opengeslagen bladzijde zou laten zien, wat hij daarvoor het best zou kunnen doen. Hierin volgde hij het bezielende voorbeeld van andere heiligen en volmaakte mannen, die in hun verlangen naar heiligheid iets dergelijks hadden gedaan, zoals men over hen kan lezen. top
93. Na zijn gebed stond hij op, nam na het kruisteken te hebben gemaakt deemoedig en zich van zijn onwaardigheid bewust het boek van het altaar en sloeg het met eerbiedige schroom open. Het eerst zag hij een passage uit het Lijden van onze Heer Jezus Christus, waarin werd aangekondigd, dat Hij zwaar te lijden zou hebben. Om alle schijn van toeval weg te nemen opende hij het boek nog een keer en nog een derde maal. Telkens stootte hij op hetzelfde of iets in die trant. Toen begreep de door Gods geest vervulde man, dat hij een weg van veel kwellingen, lijden en strijd zou moeten gaan om in het Godsrijk binnen te komen. Maar de dappere strijder voor God raakte niet in paniek, omdat hij zou moeten strijden; hij verloor de moed niet bij de gedachte, dat hij tegen de horden van deze wereld zou moeten vechten voor de Heer; hij was niet bang voor de vijand te zullen bezwijken. Was hij soms voor zichzelf bezweken, toen hij lange tijd bovenmenselijke moeilijkheden te verduren had gehad? Hij brandde werkelijk van strijdlust. Mogelijk is er in het verleden wel iemand geweest, die hetzelfde wilde als hij, maar zeker heeft nooit iemand vuriger verlangd om de strijd te beginnen. Hij wist er immers gemakkelijker toe te komen het volmaakte te doen dan erover te spreken; niet door woorden, die het goede niet bewerken, maar het alleen maar voorhouden, maar door daden van deugd probeerde hij altijd het doel, waarvoor hij zich inzette, tot werkelijkheid te maken. Daarom was hij niet geschokt, integendeel, zeer verheugd en zong hij voor zichzelf en voor God in zijn hart een juichend lied. Maar daarom werd hem, die met die kleine openbaring zo blij was, een grotere openbaring waardig gekeurd. Hij die vol vertrouwen met zo weinig genoegen nam, verwierf zich het voorrecht heel veel te krijgen. top

Hoofdstuk III Hoe hij in een visioen een gekruisigde man zag in de gestalte van een Serafijn

94. Twee jaar voordat hij zijn ziel aan de Schepper teruggaf, bevond de zalige Franciscus zich in het klooster op de berg Alverna. Daar zag hij in een visioen iets boven zich een man. Hij leek op een Serafijn met zes vleugels en hing met uitgestrekte armen en samengebonden voeten aan een kruis. Twee vleugels reikten omhoog boven zijn hoofd, twee waren uitgestrekt als wilde hij gaan vliegen, en de twee overige bedekten zijn gehele lichaam. Bij het zien ervan was de zalige dienaar van de Allerhoogste uiterst verwonderd. Wat dit visioen hem te zeggen had, wist hij echter niet. Wel was hij er zeer verheugd over, dat hij de Serafijn, wiens schoonheid onvoorstelbaar was, zo welwillend en liefdevol naar hem zag kijken. Dat hij evenwel aan het kruis geslagen was en zo'n wreed lijden onderging, gaf hem een geweldige schok. Toen hij zich dan ook oprichtte, was hij, om zo te zeggen, droevig en blij tegelijk. Nu eens had zijn vreugde de overhand, maar dan overmande de droefheid hem weer. Verward dacht hij erover na, wat dit visioen toch te betekenen kon hebben, en kwellend matte hij zich af om de eigenlijke zin te achterhalen. Hij kon er echter absoluut geen wijs uit worden en vooral het ongewone van het visioen, dat zo helemaal nieuw voor hem was, obsedeerde hem. maar toen begonnen in zijn handen en voeten als het ware spijkers zichtbaar te worden, zoals hij die juist gezien had bij de gekruisigde man boven zich. top
95. Het leek alsof midden door zijn handen en voeten spijkers geslagen waren. In de palm van zijn hand en op de wreef van zijn voeten zag men de spijkerkoppen, terwijl de punten er aan de andere kant uitstaken. Aan de binnenkant van zijn handen was de vorm ervan rond, aan de buitenkant langwerpig, terwijl daar een uitwas te zien was alsof een spijkerpunt van opzij krom geslagen was. Die uitwas stak boven de rest van het vlees uit. Zo waren er ook in de voeten een soort spijkers, eveneens uitstekend boven de rest. Verder was zijn rechterzijde als met een lans doorboord. Daar had hij een litteken. Dikwijls bloedde de wonde echter nog en vaak droegen zijn habijt en lendendoek er de sporen van. Jammer genoeg hebben maar heel weinigen tijdens het leven van de gekruisigde dienaar van de gekruisigde Heer het voorrecht gehad de heilige wonde in zijn zijde te zien. Eén van de gelukkigen was Elias, die ze, toen de heilige nog leefde, wel op een of andere manier te zien heeft gekregen. Maar zeker zo gelukkig was Rufinus, die ze met zijn handen heeft aangeraakt. Eens immers wilde hij met zijn hand een wrat wegwrijven op de borst van de heilige man. Zoals dat kan gebeuren, schoot zijn hand naar de rechterzij van de heilige uit en toevallig raakte hij toen het kostbare litteken. Daarmee kwetste hij Gods heilige erg. Die stootte zijn hand terug en riep hem toe, dat God hem er hopelijk niet voor zou straffen. Met de grootste zorg probeerde de man Gods zijn wonder verborgen te houden. Vooreerst voor vreemden. Maar ook voor zijn naaste omgeving was hij op zijn hoede. Zo goed als hij kon, verheimelijkte hij ze en lang wisten zelfs de broeders, die dagelijks bij hem waren, en zijn meest toegewijde volgelingen er niets van. Nu begreep de onderdanige dienaar en vriend van de Allerhoogste wel, dat hij met die stralende geschenken als met de kostbaarste edelstenen getooid was, en wist hij zich op buitengewone wijze, meer dan wie ook, met luister gekroond. Maar toch liet hij zich niet tot zelfingenomenheid verleiden en zocht hij niet om zijn ijdelheid te strelen iemands bijzondere waardering te krijgen. Hij wilde niet de kans lopen, dat hij door menselijke sympathie en bijval de sympathie, die God in Zijn geschenk had laten blijken zou kwijtraken. Daarom deed hij zijn uiterste best om dit allemaal te verbergen. top
96. Zelden of nooit sprak hij ook over het geheim van zijn verborgen innerlijk leven. Hij was bang, dat dergelijke vertrouwelijkheden, zoals die onder intieme vrienden gewoon zijn, een soort bijzondere genegenheid zouden doen ontstaan en daardoor ten nadele zouden zijn van wat hem gegeven was. daarom hield hij het in zijn hart verborgen en vaak herhaalde hij het woord van de profeet: 'Wat U zegt, Heer, bewaar ik in mijn hart om te voorkomen, dat ik zondig tegen U.' En met zijn broeders, die bij hem waren, had hij een wachtwoord afgesproken voor het geval dat er een groep wereldse mensen bijeengekomen was om met hem te spreken en hij daarmee geen gesprek wilde hebben. Als hij namelijk bovengenoemd psalmvers reciteerde, zouden zij de bezoekers beleefd, maar goed verstaanbaar duidelijk maken, dat ze beter konden gaan. Uit ondervinding wist hij verder, dat het absoluut verkeerd was iedereen alles te vertellen, maar ook, dat je moeilijk van een werkelijk geestelijk leven bij jezelf kon spreken, als je innerlijk niet rijker en volmaakter was dan zoals ze je uiterlijk zagen. Maar wat ze zagen - hij was het zich pijnlijk bewust - konden ze dan uitleggen zoals ze het wilden. hij had namelijk gemerkt, dat sommigen leefden alsof ze het helemaal met hem eens waren, terwijl ze innerlijk toch heel anders dachten dan hij. Als hij erbij was, juichten ze hem toe, maar achter zijn rug dreven ze de spot met hem. Wie zo deden, vonnisten zichzelf om hun karakterloosheid, maar ze maakten toch ook goedmenenden argwanend tegen hem. Helaas, dikwijls probeert boosaardigheid het oprechte streven om geestelijk te leven verdacht te maken en omdat men van zovelen gewend is, dat ze onoprecht zijn, gelooft men de enkelen, die oprecht zijn, niet. top

Hoofdstuk IV Hoe de heilige Franciscus van ijver brandde; en hoe hij last kreeg van zijn ogen

97. In diezelfde tijd dat hij het visioen van de Serafijn had, begon hij, erger dan vroeger, aan verschillende lichamelijke kwalen te lijden en werd hij telkens ziek. Dat kon ook niet anders, als je bedenkt, dat hij zijn lichaam nooit gespaard en reeds jaren tot onverbiddelijke dienstbaarheid gedwongen had. Achttien volle jaren had hij het praktisch nooit rust gegund op zijn vele, soms heel verre tochten. Overal het woord van God uitzaaien, dat wilde hij, daarvoor zette hij zich in, daaraan gaf hij zich geheel, daarvoor stond hij in vuur en vlam. Heel de aarde verlangde hij in de ban te brengen van Christus' evangelie. Daarvoor trok hij soms op één dag rond door vier of vijf dorpjes, ja zelfs steden, in ieder het Godsrijk verkondigend. Hij preekte met heel zijn lichaam en stichtte door zijn gehoor niet minder door zijn voorbeeld als door zijn woord. Zijn lichaam had zich immers volkomen aangepast aan zijn geest en was er geheel onderdanig aan geworden. Hoewel zijn geest erop uit was de hoogste graad van heiligheid te bereiken, ondervond de heilige hierbij van zijn lichaam geen verzet; integendeel, zijn lichaam scheen zijn best te doen zijn geest voor te zijn, naar het woord van de psalmist: 'Mijn ziel verlangde naar U, Heer, maar meer nog mijn lichaam.' De voortdurende onderwerping had het gewillig gemaakt en doordat het zich dag in dag uit had moeten buigen, was dit als het ware vanzelfsprekend geworden, een door gewoonte ontstane tweede natuur. top
98. Maar de wetten van de natuur blijven van kracht en met de mens is het zo gesteld, dat zijn lichaam van dag tot dag meer vervalt, ook al krijgt zijn geest steeds weer nieuwe kracht. Die kostbare vaas, waarin een hemelse schat verborgen was, begon aan alle kanten scheuren te vertonen en aan verval van krachten te lijden. Maar 'wanneer de mens op zijn hoogtepunt kom', zegt Sirachs zoon, 'zal hij eerst aan het begin staan; wanneer hij zijn werk beëindigen gaat, dan begint hij pas.' Zo verging het de zalige vader. Hoe zwakker hij lichamelijk werd, des te vaardiger werd zijn geest. Zo groot was zijn verlangen, dat de mensen het eeuwig heil zouden bereiken, en zo vurig begeerde hij zijn medemensen te winnen voor Christus, dat hij, toen hij niet meer kon lopen, op een ezel het land doortrok. Dikwijls gaven zijn broeders hem de raad en smeekten hem met alle aandrang, dat hij zich, ziek en zeer verzwakt als hij was, onder behandeling van een dokter zou stellen. Maar hij wilde juist loskomen van zijn lichaam om met Christus te zijn. Hij weigerde dan ook resoluut. Maar nog niet had hij volledig in zijn lichaam aangevuld wat er aan Christus' lijden ontbrak, ook al droeg hij de tekenen van Zijn wonden. Hij liep een ernstige oogziekte op, waardoor God hem Zijn barmhartige liefde nog meer wilde doen ondervinden. De ziekte werd steeds erger en de verwaarlozing bleek ze allesbehalve goed te doen. Toen dwong broeder Elias, die hij als moeder voor zich had gekozen, terwijl hij hem aan de anderen als vader gaf, hem tenslotte niet langer medicijnen te weigeren, maar ze in te nemen ter ere van de Zoon van God, Die ze geschapen had. Er stond immers in de heilige Schrift: 'De Allerhoogste heeft uit de aarde de artsenijen doen ontspruiten; een wijs man mag ze dus niet weigeren.' Eindelijk stemde de heilige Vader er toen gelaten mee in en volgde deemoedig het advies van zijn raadgever. top

Hoofdstuk V Hoe hij in Rieti ontvangen werd door heer Hugo, bisschop van Ostia, en hem zijn komend pontificaat voorspelde.

99. Velen kwamen nu bij hem en probeerden hem met hun geneesmiddelen te helpen, maar het haalde niets uit. Toen ging hij naar Rieti, waar, naar men zei, een specialist woonde in het genezen van die ziekte. Toen hij daar kwam, werd hij door de hele Romeinse Curie, die daar toen was, welwillend en eervol verwelkomd, maar met bijzondere genegenheid door heer Hugo, bisschop van Ostia, die door zijn deugdzaam, heilig leven een sieraad van de Curie was. De zalige Franciscus had hem met instemming en goedvinden van paus Honorius uitgekozen als vader en heer van heel zijn broedergemeenschap, omdat hij een groot bewonderaar was van de heilige armoe en groot respect had voor hun vroom, eenvoudig leven. De eerbiedwaardige heer probeerde zich steeds aan de manier van leven van de broeders aan te passen. Verlangend naar de heiligheid was hij eenvoudig met de eenvoudigen, nederig met de nederigen en arm met de armen. Onder de broeders gedroeg hij zich als medebroeders, de minste onder de minderen, en hij deed zijn best, voorzover zijn ambt het toeliet, in zijn doen en laten één van hen te zijn. Vol zorg probeerde hij overal de heilige orde uit te zaaien en wortel te doen schieten, en de stralende faam over zijn nog stralender leven droeg, ook in ver verwijderde streken, niet weinig bij tot de verbreiding ervan. God had hem verder de gave gegeven meesterlijk te kunnen spreken en onderrichten. Daardoor was hij in staat de tegenstanders van de waarheid in verwarring te brengen, de vijanden van het kruis van Christus te weerleggen, de dwalenden terug te brengen op de goede weg, twisten bij te leggen en vrienden nog hechter met elkaar in liefde te verbinden. In Gods kerk was hij als een brandende, licht verspreidende lamp, als een uitgelezen pijl, bestemd om te treffen op het juiste moment. En hoe dikwijls heeft hij niet zijn kostbare gewaden afgelegd om, als één van de broeders, in versleten kleren en op blote voeten verzoening tot stand te gaan brengen? Alle moeite gaf hij zich in zijn pogingen om dat te bereiken, zo nodig, tussen een mens en zijn evenmens, maar altijd, wanneer het ging tussen God en een mens. Korte tijd later koos God hem daarom uit tot herder over heel Zijn heilige Kerk en maakte hem de verhevenste onder alle mensen. top
100. Weet echter wel, dat dit op ingeving van God gebeurde en omdat Jezus Christus het wilde. Daarom had de zalige Vader Franciscus het al lang tevoren voorspeld en metterdaad aangeduid. Door de genadevolle zegen van God begon immers de ordesgemeenschap van de broeders zich steeds meer te verspreiden, als een ceder in Gods paradijs, die zijn kruin, zwaar van verdiensten, ten hemel doet oprijzen; als een uitgelezen wijnstok, die zijn heilige ranken doet uitlopen over de hele aarde. De zalige Franciscus ging naar paus Honorius, die toen de leiding over de Kerk had, en vroeg hem onderdanig om heer Hugo, bisschop van Ostia, officieel het ambt op te dragen van vader en heer over hem en zijn broeders. De paus stemde met het verzoek van de heilige in en droeg de bisschop welwillend zijn macht over de orde van de broeders over. Nadat de bisschop die macht met grote eerbied had aangenomen en over de orde was aangesteld, gaf hij zich alle mogelijke moeite om als een trouw en wijs dienaar van de Heer degenen, die hem waren toevertrouwd, wanneer de omstandigheden het eisten, te geven wat ze voor hun eeuwig heil nodig hadden. De heilige Vader was hem daarom in alles onderdanig en koesterde een zeer grote genegenheid voor hen. Onder de leiding van Gods geest nu, die hem geheel vervulde, zag de man Gods lang tevoren, wat later allen met eigen ogen zouden zien gebeuren. Want telkens wanneer een ordesaangelegenheid of veeleer wanneer de liefde tot Christus, waarmee hij de bisschop beminde, hem ertoe dwong aan deze iets te laten schrijven, liet hij hem in zijn brief niet op de gebruikelijke manier aanspreken met bisschop van Ostia of Velletri, maar hij greep de gelegenheid aan om te dicteren: 'Aan de hoogeerwaarde Vader (of heer) Hugo, bisschop van de hele wereld.' Trouwens, dikwijls liet hij zijn groet gepaard gaan met nooit gehoorde zegeningen. Wel was hij een onderdanige, toegewijde zoon, maar op ingeving van de heilige Geest sprak hij de bisschop soms toe met vaderlijke, bemoedigende woorden, als om met die vaderlijke bemoediging over hem de zegen vaardig te maken, waarmee de Vaderen uit het Oude Testament sterkte afriepen over hun zonen voor hun werk in het komende, kostbare, hun toegewezen land. top
101. Maar ook van zijn kant koesterde de bisschop een hartelijke liefde voor de heilige man en daarom kon deze, wat hij ook zei of deed, bij hem geen kwaad doen. En vaak was het zien van de man Gods alleen al voldoende voor hem om zijn invloed te ondervinden. Zelf zei hij daarover, dat hij, wanneer hij in verwarring of onrust was, de heilige vader alleen maar hoefde te zien of te spreken om zijn somberheid kwijt te raken en weer volkomen rustig te worden. Alle lusteloosheid verdween dan en de blijheid keerde weer terug. Hij diende de zalige Franciscus als een dienaar zijn meester. Iedere keer dat hij hem ontmoette, betuigde hij hem zijn hoogachting als een apostel van de Heer. Zich nederig voor hem buigend kuste hij in diepe ootmoed vaak met zijn gewijde mond de handen van de heilige. In zijn genegenheid voor de man Gods maakte de bisschop zich overigens veel zorgen om diens ziekte en vroeg zich voortdurend af, hoe de zalige Vader zijn vroegere gezondheid terug kon krijgen. Maar al te goed wist hij, dat de man Gods in zijn heiligheid en gerechtigheid eigenlijk onmisbaar was voor Gods Kerk en van het grootste nut. Omwille van hem had hij medelijden met de hele gemeenschap van de broeders en vanwege de vader beklaagde hij de zonen. Daarom vermaande hij de heilige Vader toch wat meer voor zichzelf te zorgen en niet te weigeren, wat nu eenmaal om zijn ziekte nodig was. Het kon wel eens zijn, zei hij, dat zijn zorgeloosheid hem eerder tot zonde dan tot verdienste aangerekend zou worden. Gehoorzaam hield Franciscus zich aan wat deze eerbiedwaardige heer en dierbare Vader hem zei, en met meer zorg en secuurder deed hij wat hij voor zijn genezing moest doen. Maar zijn kwaal was al zo ernstig, dat de knapste artsen, de sterkste geneesmiddelen en de ingrijpendste behandelingen nodig waren. Ze legden op meerdere plaatsen brandijzers op zijn hoofd, ze pasten aderlating toe en werkten met pleisters en zalven. Maar baat had hij er niet bij en hij werd steeds zieker. top

Hoofdstuk VI Hoe de broeders, die hem verzorgden, waren; en hoe hij zich voorstelde zelf te gaan leven

102. Zo ging het bijna twee jaar lang. Geduldig en met overgave verdroeg hij alles en dankte God ervoor. Maar hij wilde nog vrijer en ongestoorder zijn gedachten kunnen richten op God; nog vrijer en ongestoorder ook, wanneer hij in vervoering raakte - wat nogal eens gebeurde - met zijn geest in het rijk van de gelukzaligen kunnen ingaan om er in genadevolle verrukking te verwijlen in tegenwoordigheid van de eindeloos genadige en goedertieren God. Daarom had hij enkele broeders, die hij om hun verdienste bijzonder genegen was, de taak gegeven voor hem te zorgen. Het waren er vier, deugdzame, godvruchtige mannen, geliefd bij de heiligen en de mensen. De heilige Vader Franciscus steunde op hen als een huis op vier zuilen. Omdat ik hun bescheidenheid niet wil kwetsen, noem ik hun namen niet. Als vrome, geestelijke mensen is die bescheidenheid hun immers bijzonder dierbaar. Want de bescheidenheid, een sieraad voor alle leeftijden, is een getuigenis van rechtschapenheid, een bewijs van ingetogenheid, een steun voor zelfbeheersing, een prijzenswaardige eigenschap van het geweten, een bescherming van de goede naam en een teken van innerlijke beschaving. Die eigenschap hadden ze alle vier en ze maakte hen beminnelijk en welwillend tegenover anderen. Maar terwijl ze hierin aan elkaar gelijk waren, hadden ze iedere nog een eigen deugd. Eén was bijzonder fijngevoelig, de tweede had een buitengewoon geduld, nummer drie bezat een heilige, onbevangen eenvoud, de laatste was lichamelijk zeer fors en sterk, maar was in karakter de vredelievendheid zelf. Met alle ijver en overgave waakten ze over de innerlijke rust van de heilige Vader en zorgden ze voor zijn ziek lichaam. Geen moeite of inspanning was hun te veel, wanneer het erom ging de heilige van dienst te zijn. top
103. De roemrijke Vader had ondertussen zonder twijfel in de ogen van God een zeer hoge graad van volmaaktheid bereikt en nam onder de mensen van deze wereld de eerste plaats in door zijn heerlijk en stralend leven. Maar voor Franciscus was dit niet genoeg. Altijd was hij op grotere volmaaktheid uit. Als een doorgewinterde strijder in het leger van God wilde hij zijn tegenstanders opnieuw uitdagen tot de strijd. Onder aanvoering van Christus stelde hij zich voor nog eens grootse en heldhaftige daden te verrichten. En al begaf zijn lichaam het en was hij zo goed als gestorven, toch hoopte hij nog eens in die strijd zijn vijand triomferend te overwinnen. Ware deugd weet immers niets van een aflopende tijd; ze blijft steeds uitzien naar een gelegenheid om haar positie te versterken. En zo ontvlamde in hem een verterend heimwee naar de eerste tijd en wilde hij weer gaan leven zoals toen, eenvoudig, nederig, dienstbaar en nietsbetekenend. Meegesleept door zijn geweldige liefde verwachtte hij vol vreugde het waar te kunnen maken en nam hij zich voor zijn lichaam, hoe ziek het ook was, tot de vroegere dienstbaarheid terug te brengen. Alle zorgen die dat in de weg zouden kunnen staan, gooide hij van zich af; hij wilde niets meer te maken hebben met al die kommervolle zaken, die zijn innerlijke rust verstoorden. Wel moest hij om zijn ziekte zijn vroegere strengheid noodgedwongen matigen, maar hij bleef zeggen: "Broeders, laten we nu eindelijk beginnen de Heer te dienen, want wat we tot nu toe bereikt hebben, is zo goed als niets." Nog altijd meende hij niets bereikte te hebben, onvermoeibaar bleef hij aan zijn voornemen vasthouden zich geestelijk tot een nieuw mens te maken en steeds verlangde hij te zijn als in het begin. Opnieuw wilde hij zich daarom in dienst stellen van de melaatsen, opnieuw wilde hij geminacht worden als toen. Hij was zelfs van plan de omgang met mensen te ontvluchten en naar de verst afgelegen streken te gaan om zich vrij te maken van alle zorgen, van alle bekommernis om anderen. Zo eerst zou hij helemaal met Christus kunnen zijn, en dat was zijn bedoeling; zo eerst zou alleen zijn lichaam nog staan tussen God en hem. top
104. Maar zo zou hij ook voor zijn broeders een waarschuwing kunnen zijn om ze terug te roepen van een verderfelijke weg. Met afschuw zag hij ze immers in groten getale azen op bestuursfuncties, wat rampzalig zou kunnen zijn. Want volgens hem was het in de ogen van God iets goeds de zorg voor anderen op zich te nemen en hij zei, dat zijn broeders, als het om de zielen ging, dat ook behoorden te doen, als ze daarbij maar niet zichzelf zochten, maar bij alles in het oog hielden, wat God welgevallig was. Dat wil zeggen, hij vond voor die taak alleen hen geschikt, die niets stelden boven hun eigen heil en niet uit waren op bijval van hun ondergeschikten, maar op hun vooruitgang, niet op aanzien bij de mensen, maar om in ere te staan bij God; die verder er niet naar verlangden macht over anderen te krijgen, maar er huiverig voor waren, en die, wanneer ze zo'n functie bekleedden, zich niet geweldig voelden, maar juist maar onbeduidend en klein, en wanneer ze hun ambt verloren, daardoor niet in de put raakten, maar er veeleer blij om waren. Vooral in die tijd, zei hij, waarin de boosheid zo de kop had opgestoken en de ongerechtigheid zo buitensporig de overhand gekregen had, was het gevaarlijk de leiding te hebben, maar verkieselijker geleid te worden. Pijnlijk vond hij het ook, dat sommigen hun vroegere leven ontrouw geworden waren en onder allerlei wonderlijke uitvluchten zich hadden afgewend van het oude leven in eenvoud en nederigheid. Hij had medelijden met hen. Eens hadden zij zich in vurig verlangen moeite gegeven een hoog, verheven ideaal te bereiken, maar ze waren ver afgezakt en hadden zich laten verstrikken in wat niet de moeite waard was. In nietszeggende vrijheid zwierven ze doelloos rond in hun waardeloze, lege wereld. Maar de ware vreugde hadden ze verloren. Daarom bad hij God in Zijn barmhartigheid zijn zonen daaruit te bevrijden. Met de grootste vurigheid smeekte hij Hem hun genadig te zijn en ze zo te behouden. top

Hoofdstuk VII Hoe hij uit Siena in Assisi kwam; wat Santa Maria in Portiuncula voor hem betekende en hoe zijn broeders zegende

105. In de zesde maand voor zijn dood was hij in Siena om een oogkuur te ondergaan. Maar hij werd steeds zieker. Ook de rest van zijn lichaam werd aangetast en toen hij in zijn langdurige ziekte ook nog van een leveraandoening te lijden had, kreeg hij een maagbloeding en gaf zoveel bloed op, dat men het ergst vreesde. Onmiddellijk stelden ze broeder Elias op de hoogte, die een verre tocht aan het maken was. In de kortst mogelijke tijd kwam deze naar hem toe. Zijn komst deed de heilige Vader veel goed en hij herstelde in zoverre, dat hij Siena kon verlaten en met hem tot Le Celle di Cortona kon komen. Hij kwam daar dan en verbleef er enige tijd. Maar toen begon zijn buik op te zetten, zijn benen werden dik, zijn voeten zwollen op en met zijn maag werd het steeds erger, zodat hij er nauwelijks nog iets in kon houden. Toen vroeg hij broeder Elias hem naar Assisi te laten brengen; voor broeder Elias, als een goede zoon van een liefdevolle vader, was die wens een bevel. Hij trof de nodige maatregelen en bracht hem naar de gewenste plaats. Bij de komst van de zalige Vader heerste er grote vreugde in de hele stad en heel de bevolking prees God. Allen verwachtten immers, dat Gods heilige binnenkort zou sterven. Geen wonder dat ze zo uitgelaten bij waren! top
106. Het is de wil van God geweest, dat juist in Santa Maria in Portiuncula zijn heilige ziel zich van zijn lichaam heeft losgemaakt en overgegaan is naar het hemelrijk; daar had ze, nog wereldsgezind, voor het eerst een hoger ideaal leren kennen en voor eerste de heilzame streling ondergaan van Gods geest. De zalige Vader wist heel goed, dat het rijk van de genade overal op de hele wereld, en hij geloofde vast, dat de uitverkorenen van God op iedere plaats de genade deelachtig worden. Maar hij had een zwak voor Santa Maria in Portiuncula. In zijn eigen leven had hij ondervonden, hoe op die plaats Gods gaven overvloediger werden uitgedeeld en dat ze ook vaker door de hemelse geesten werd bezocht. Daarom zei hij ook dikwijls tot zijn broeders: 'Mijn zonen, denk eraan, verlaat deze plaats nooit! Als ze jullie er aan de ene kant uitgooien, kom dan aan de andere kant weer binnen. Want werkelijk heilig is deze plaats, een woning van God. Hier heeft de Allerhoogste, toen we nog met een paar waren, ons aantal groter gemaakt; hier heeft hij ons, zijn armen, met het licht van de wijsheid verlicht; hier heeft hij onze wil ontvlamd in liefde tot Hem. Wie hier in ootmoed zal bidden, zal zijn gebed verhoord zien, maar wie hier God beledigt, wordt zwaarder gestraft. Daarom is deze plaats, waar God verblijf houdt, alle eerbied en lof waardig. Verheerlijk hier dus God met heel je hart, Hem lovend en juichend toezingend.' top
107. Ondertussen werd zijn ziekte steeds erger. Al zijn lichaamskracht vloeide uit hem weg en tenslotte was hij zo krachteloos, dat hij zich niet meer kon bewegen. Op een keer vroeg een broeder hem, wat hij liever wilde, deze eindeloos lange ziekte nog langer verdragen of door een beul op welke manier dan ook zwaar mishandel worden. 'Mijn zoon', antwoordde hij, 'dat is mij het liefste, dat verkies ik en dat neem ik aan, wat de Heer, mijn God, het liefste wil, dat er met mij gebeurt, zoals ik dat altijd heb gewild. Het enige wat ik verlang is, mij in alles richten naar wat Hij van mij wenst en Hem in alles gehoorzamen. Maar als ik in ruil voor welk martelaarschap dan ook, al was het maar drie dagen, deze ziekte zou moeten verduren, dan zou ik het zwaarder hebben. Dat zeg ik niet, omdat ik mijn ziekte als verdienstelijker wil voorstellen, maar vanwege de verschrikkelijke pijn die ze mij doet lijden.'
O martelaar en nog eens martelaar! Gewillig verdroeg hij wat voor anderen al bitter en pijnlijk was om te zien en hij kon daarbij nog lachen en zijn blijheid behouden. En toch, in heel zijn lichaam, op iedere plek, leed hij de ergste pijn. En omdat zijn natuurlijke lichaamswarmte daalde, kwam hij iedere dag dichter bij de dood. De artsen konden niet begrijpen en de broeders vroegen zich met verbazing af, hoe in 's hemels naam zijn geest in dat feitelijk al gestorven lichaam nog zo leven actief kon blijven. Hij was immers totaal opgeteerd, letterlijk alleen nog maar vel over been. top
108. Franciscus zag nu zelf zijn einde naderen, wat hem trouwens al twee jaar geleden door God geopenbaard was. Hij ontbood daarom zijn broeders, die hij bij zich wilde hebben, en sprak, zoals een aartsvader Jacob zijn zonen gezegend had, over hen de zegen uit zoals hem door God ingegeven werd. Als een tweede Mozes stond hij op het punt de berg te bestijgen, die God hem aangewezen had, en zoals die andere Mozes over de kinderen van Israël een overvloed van zegeningen had afgeroepen, zo zegende ook de zalige Vader zijn zonen. De broeders zaten in een kring om hem heen en aan zijn linkerkant bevond zich broeder Elias. Gods heilige kruiste zijn armen en legde zijn linkerhand op Elias' hoofd. Hij was echter volslagen blind geworden en vroeg daarom op wiens hoofd hij zijn hand had gelegd. Toen ze antwoorden, dat het broeder Elias was, zei hij: 'Zo wil ik het ook', en hij ging verder: 'Jou, mijn zoon, zegen ik met de rijkste zegen en omdat de Allerhoogste jou heeft gebruikt om het aantal van mijn zonen en broeders zoveel groter te maken, zegen ik in jou en over je heen ook hen allen. In de hemel en op aarde zegene jou God, de Koning van het heelal. Ik zegen je, voorzover ik kan, ja meer dan ik kan, en voorzover ik het niet kan, moge mijn zegen aangevuld worden door Hem, Die alles kan. Moge God gaarne aan je werk en inspanning denken en moge jouw taak, wanneer de vergelding komt, de kritiek kunnen doorstaan. Dat je alle zegen moge vinden, die je verlangt, en dat in vervulling moge gaan, wat je terecht wenst. En jullie, al mijn zonen, het ga jullie goed! Eerbiedig de Heer en blijf je aan Hem vasthouden. Want over jullie zal een grote beproeving komen en een verwarrende tijd staat voor de deur. Gelukkig zij, die zullen volharden in wat ze begonnen zijn. Maar sommigen zullen het slachtoffer worden van de ergerlijke dingen, die te gebeuren staan, en zullen zich, helaas, afscheiden. Ik evenwel haast mij nu naar de Heer en ik vertrouw erop eindelijk te komen bij mijn God, aan Wie ik mij gegeven heb en Die ik met hart en ziel heb willen dien.' Toen dit plaats vond, was hij in het paleis van de bisschop van Assisi. Hij vroeg zijn broeders hem zo gauw mogelijk over te brengen naar de Santa Maria in Portiuncula. Hij wilde immers daar zijn ziel aan God teruggeven, waar hij - ik heb het al gezegd - voor het eerst goed te weten gekomen was, welke weg hij moest inslaan om op de juiste manier te leven. top

Hoofdstuk VIII Het gelukzalig sterven van de heilige Vader

109. Eindelijk waren de twintig jaar die hij na zijn bekering zou leven, voorbij. De zalige Vader wist het, want God had het hem laten weten. Dat was gebeurd, toen hij met broeder Elias in Foligno was. Op een nacht waren ze diep in slaap, toen opeens een hoogbejaard priester naast broeder Elias kwam staan, gekleed in een wit gewaad en eerbiedwaardig om te zien. Hij zei tot de broeder: 'Broeder, sta op en ga broeder Franciscus zeggen, dat het nu achttien jaar geleden is, dat hij van de wereld afstand gedaan heeft en zich bij Christus als leerling aansloot. Nog slechts twee jaar zal hij in leven blijven. Dan zal de Heer hem tot Zich roepen en hij zal de weg gaan van alle vlees.' Wat de Heer hem lang tevoren had voorzegd ging nu op de voorzegde tijd gebeuren. Hij was dus op de plaats, waar hij zo graag had willen zijn, en hield enkele dagen rust. Maar hij begreep, dat het moment van sterven gekomen was. Daarom gaf hij twee broeders, die zijn meest geliefde zonen waren, een wenk om bij hem te komen en droeg hun op, nu hij zo spoedig ging sterven, of liever nu het echte leven zo heel dichtbij was, met luide stem, juichend met hart en ziel zijn 'Lofzang voor de Heer', zijn lied van broeder Zon te zingen. Zelf begon hij, zo goed en kwaad als hij kon, de psalm van David te bidden: 'Luid roep ik tot de Heer, smekend richt ik mijn stem tot de Heer.' Bij de broeders, die aanwezig waren, was er één, wie de heilige zeer genegen was en die zich zeer veel zorgen maakte voor de broedergemeenschap. Toen hij dit alles zag, begreep hij dat het einde niet ver meer kon zijn en zei tot de heilige Vader: 'Allerliefste Vader, ach, Uw zonnen blijven zonder vader achter, zonder U, die ons de ware weg zo helder deed zien! Denk toch aan ons, die U als wezen achterlaat! Vergeef ons wat we misdeden, ons, die aanwezig zijn en ook onze afwezige broeders, en geef ons allen de weldaad van Uw heilige zegen.' De heilige antwoordde hem: 'Denk eraan, mijn zoon, God roept me! Alle broeders evenwel, aanwezig of niet, vergeef ik al hun fouten en misdragingen en, voorzover ik dat kan, spreek ik ze daarvan vrij. Bericht hun dat en zegen ze in mijn naam.' top
110. Tenslotte liet hij het evangelieboek brengen en vroeg hem het evangelie van Johannes voor te lezen beginnend bij: 'Zes dagen voor het Paasfeest, toen Jezus wist, dat Zijn uur gekomen was en Hij naar Zijn Vader zou gaan.' De minister was al van plan geweest dit evangelie te lezen, voordat het hem verzocht werd, en toen hij het boek opensloeg was dit bovendien nog het eerste, dat hij voor zich zag. Toch bevatte het boek, waaruit men het evangelie moest lezen, de volledige heilige Schrift. Daarna liet de heilige zich neerleggen op een habijt en zich met as bestrooien, hij die al heel spoedig alleen maar stof en aarde zou zijn. Veel broeders, wier Vader en leidsman hij was, kwamen er nu bij. En terwijl ze eerbiedig stonden te wachten op zijn zalig afsterven en de voltooiing van zijn zalig leven, steeg zijn zeer heilige ziel, zich losmakend uit het lichaam, op in de grondeloze zee van het eeuwig Licht. Zijn lichaam gleed uit het leven weg en hij ontsliep in de Heer. Een van de broeders, een leerling van de heilige, een zeer bekend man, heeft de ziel van de heilige Vader in een rechte baan over een zee van wolken heen ten hemel zien stijgen. Zijn naam meen ik te moeten verzwijgen. Tijdens zijn leven op aarde wil hij er zich namelijk niet op laten voorstaan, dat hem die grote eer ten deel gevallen is. Het was alsof een ster, zo groot als de maan, maar met een stralende glans als van de zon, gedragen door witte wolken, naar boven schoot en in de hemel verdween. top
111. Maar nu wil ik toch wel uitroepen: O, hoe roemrijk is die heilige, wiens ziel zijn leerling ten hemel stijgen zag! Schoon als de maan, helder als de zon, voer zij op een witte wolk omhoog, glorievol stralend! Waarlijk een licht bent U voor de wereld geweest, helderder dan de zon lichtte U in Christus' Kerk! Maar nu hebt U ons de stralen van uw licht onttrokken; teruggeweken bent U in het land van alle licht; in plaats van met ons in onze rampzaligheid, verkeert U nu met engelen en heiligen. O roemvolle, verheven, vermaarde heraut van God, wil toch niet de zorg voor Uw zonnen vergeten, al bent U, van Uw sterfelijk lichaam bevrijd, niet meer aan ons gelijk! U kent, ja U kent maar al te goed de gevaren, waarin U ons achtergelaten hebt. Eens was echter in onze talloze moeilijkheden en angstige zorgen alleen al Uw vruchtbare tegenwoordigheid op ieder moment voor ons een barmhartige troost. O waarlijk goedertieren, heilige Vader, die altijd voor Uw falende zonen met Uw erbarming klaar stond en hen altijd wilde sparen, U verheerlijken wij, U, die wij terecht onze Vader noemen, U, die zo zegenrijk verheerlijkt werd door de almachtige God, aan Wie de hoogste verheerlijking toekomt. Amen. top

Hoofdstuk IX Hoe de rouw van de broeders verkeerde in vreugde, toen ze hem getekend zagen met Christus' kruis; en hoe de vleugels van de Serafijn een diepere betekenis hebben

112. Grote massa's mensen stroomden daarop toe. Ze verheerlijkten God en zeiden: 'Wij prijzen en danken U, Heer, onze God, dat U ons, onwaardigen, zulk een schat in handen gegeven hebt! Lof en eer aan U, onuitsprekelijke Drieëenheid!' Heel de stad Assisi kwam er in drommen bij en uit de hele streek wisten de mensen niet, hoe hard ze moesten lopen om te zien, hoe glorievol Gods majesteit zich in zijn heilige had geopenbaard. Ieder zong een vreugdelied zoals zijn hart hem dat ingaf, en allen zongen dankbaar de lof van de almachtige Zaligmaker, omdat Hij hun verlangen vervuld had. Zijn zonen echter rouwden om hun Vader, die ze verloren hadden. Ze zuchtten en schreiden en lieten duidelijk blijken, hoe groot hun genegenheid voor hem was. Maar toen zagen ze iets, waarvan ze nog nooit hadden gehoord, en de vreugde daarover maakte een eind aan hun smart. Stomverbaasd stonden ze te kijken naar een ongekend wonder. Want nog nooit hadden ze iemand horen vertellen of hadden ze ergens gelezen wat ze nu met eigen ogen zagen. En als het niet zo onweerlegbaar duidelijk te zien was geweest, zou je ze er nooit van hebben kunnen overtuigen. Want ze zagen werkelijk met eigen ogen in het lichaam van de heilige Vader de weergave van het kruis en van de kruiswonden van het vlekkeloze Lam, Dat de zonden van de wereld had uitgewist. Het was alsof hij zojuist van het kruis was afgehaald. Zijn handen en voeten waren met spijkers doorboord en in zijn rechterzijde zag men de wonde van een lans. Zijn lichaam, dat van te voren donkerkleurig was geweest, was, zoals ze zagen, nu stralend blank geworden en scheen in zijn schoonheid vooruit te lopen op de beloofde gelukzalige verrijzenis. Zijn gelaat was als dat van een engel, als van iemand die leefde, niet als dat van een dode, en de rest van zijn lichaam was soepel als bij een onschuldig kind. Zijn spieren waren niet verkrampt, zoals men dat bij doden ziet, zijn huid had de zachtheid behouden en zijn ledematen waren niet verstijfd. Je kon ze buigen en leggen zoals je wilde. top
113. Maar wonderlijk was het om te zien hoe, terwijl hij zo wonderbaar schoon was en zijn lichaam veel blanker geworden was, er midden in zijn handen en voeten niet de gaten van spijkers waren, maar spijkers zelf. Die waren uit het vlees zelf gevormd en hadden de zwarte kleur van ijzer. Verder was zijn rechterzij rood van het bloed. Die tekenen van zijn martelaarschap deden de toeschouwers evenwel niet huiveren; integendeel, ze deden de schoonheid van zijn lichaam meer uitkomen en maakten het bekoorlijker. Het was als zag je donkere parels op een lichte achtergrond. Zijn broeders liepen op hem toe en wenend kusten zij de handen en voeten van hun geliefde Vader, die hen verlaten had, en bijzonder eerbiedig ook zijn rechterzijde. De wonde daar wekte immers levendig de herinnering op aan Hem, Die op die plaats ook met een lans doorboord was en daaruit water en bloed had doen vloeien, toen Hij de wereld verzoend had met zijn Vader. Maar ook de mensen uit het volk wilden zo mogelijk de heilige wondtekenen van Jezus Christus kussen, die de heilige Franciscus in zijn lichaam droeg, of ze tenminste zien. En als hun dat werd toegestaan, voelden ze zich in de hoogste mate begunstigd en waren diep onder de indruk. Onder de indruk was trouwens iedereen. Hoe kon het ook anders, wanneer je dit alles zag? Is het niet heel begrijpelijk, dat je je dan meer geneigd voelde tot vreugde dan tot tranen en dat, als de tranen de overhand kregen, dit meer van vreugde dan van droefheid was? Al had je een hart van staal, je moest wel tot schreiens toe bewogen worden; en was je hart van steen, het zou breken van berouw, het zou onweerstaanbaar ontvlamd worden in liefde tot God en de kracht zien te krijgen om het goede te kiezen en het ook te doen. Niemand kon zo afgestompt en gevoelloos zijn, dat hij niet, terwijl het toch zo overduidelijk was, tot de conclusie zou komen, dat die heilige, die zo bijzonder begenadigd was geweest tijdens zijn leven hier, nu onuitsprekelijk verheerlijkt was in de hemel. top
114. O buitengewoon geschenk, getuigend van een bevoorrechte liefde, dat de soldaat de glorievolle onderscheidingstekenen draagt van zijn Koning en daardoor mag delen in de glorie van Hem, Die er om Zijn verheven waardigheid alleen recht op heeft! O wonder, dat nooit vergeten mag worden; geheimnisvol gebeuren, dat steeds met bewondering en eerbied moet worden vermeld! Een mysterie van het geloof, hoe het bloed van het onbevlekte Lam, dat in overvloed uit Zijn vijf wonden stroomde, de misdaden van de wereld heeft weggespoeld, wordt hier niet meer alleen met het geloof aanvaard, maar wordt met de ogen gezien. O heerlijk, roemvol, levenwekkend kruis, dat doden weer tot leven wekt, dat met heel zijn zwaarte en zijn kwellende pijn als een heerlijke en zoete last ervaren wordt, omdat het juist zo het dode lichaam weer het leven schenkt en de verzwakte geest zijn kracht hergeeft! De heilige Vader moet U, o God wel vurig hebben bemind, dat U hem deze glorievolle onderscheiding gegeven hebt! Laten we toch niet ophouden de eeuwige, de wijze God te eren en te prijzen, Hem, Die telkens weer nieuwe tekenen geeft, Die telkens weer andere wonderen bewerkt om de zwakke mens door nieuwe openbaringen te bemoedigen om de zwakke mensen door nieuwe openbaringen te bemoedigen en hem door het wonderbare, wat Hij zichtbaar doet, mee te slepen tot het onzichtbare hogere! En wonderbaarlijk beminnelijk hebt U het beschikt, o God, dat U hebt willen voorkomen, dat er door de ongekende nieuwheid van het wonderlijk gebeuren twijfel over de echtheid zou ontstaan! In uw barmhartigheid hebt U daarom ons eerst in Hem, Die uit de hemel kwam, laten zien, wat U van plan was later op wonderbare wijze te bewerken in hem, die nog op aarde leefde. En duidelijk heeft de Vader van de barmhartigheid ook willen aangeven, wat de beloning is voor hem, die probeert Hem met heel zijn hart te beminnen. Onder de hoogste hemelingen wordt hij geplaatst, vlak bij Hemzelf, in Zijn  onmiddellijke nabijheid. Ook wij zullen zonder twijfel dit kunnen bereiken. Wel zullen we dan als de Serafijn met twee vleugels moeten reiken boven ons hoofd; naar het voorbeeld van de zalige Franciscus zullen we namelijk, wanneer we iets goeds willen doen, dat moeten doen met de goed gerichte wil en de juiste daad. In willen en doen op God gericht zullen we onvermoeibaar ernaar moeten streven God in alles te behagen. Verder zijn die vleugels, om het hoofd te overschaduwen, noodzakelijk met elkaar verbonden; zo is het ook met onze goed gerichte wil en juiste daad. Want noch een juiste daad zonder goed gerichte wil noch de goed gericht wil zonder juiste daad wordt door de Vader van alle licht aanvaard. Hij zegt immers zelf: 'Wanneer Uw oog, het oog van Uw wil, helder is, is heel Uw leven helder, maar als uw oog troebel is, heerst in Uw leven duisternis.' En het oog is niet helder, wanneer het niet ziet wat het moet zien en zo de waarheid niet kent, of ziet naar wat het niet behoort te zien. In het eerste geval spreekt het gezonde verstand van blindheid, in het andere geval van boosaardigheid. De slagpennen van deze vleugels zijn de liefde tot de Vader, Die barmhartig wil redden, en de vrees voor de Heer, Die schrikwekkend zal oordelen. Hierdoor zullen de zielen van de uitverkorenen hun slechte begeerten beteugelen, hun goede neigingen ordenen en zich zo losmaken van het aardse. Met twee vleugels zullen we ook moeten vliegen. Want in twee opzichten zullen we aan onze liefde voor de medemens moeten voldoen: hem geestelijk verkwikking schenken door de verkondiging van het woord van God en hem lichamelijk helpen op stoffelijke manier. Deze vleugels raken elkaar zelden. Bijna nooit is immers iemand in staat aan beide verplichtingen tegelijk te voldoen. Hun slagpennen zijn de werken, waardoor we onze naaste met raad en daad kunnen bijstaan. Tenslotte zijn er nog twee vleugels om het lichaam te bedekken, wanneer het naakt is, namelijk door de zonde van de genade beroofd. Wanneer we dan eerlijk berouw hebben over die zonde en ze oprecht belijden, zullen we het lichaam, dat het kleed van de onschuld verloren heeft, weer daarmee bekleden. De slagpennen hiervan zijn de veelsoortige gevoelens, die door de afkeer tegen de zonder en het verlangen naar gerechtigheid worden gewekt. top
115. De zalige Franciscus heeft dit alles in de volmaaktste graad volbracht. Hij bleef zich aan het beeld van de gestalte van de Serafijn vasthouden; hij bleef zich uitstrekken op het kruis, doordat hij nooit lijden of pijn uit de weg ging. Het enige wat hij wilde was Gods wil in zich en met zich tot werkelijkheid maken. Ook weten de broeders, die zijn gewone gezelschap waren, te vertellen, hoe hij dagelijks met hen over Jezus sprak, hoe heerlijk en verkwikkend die samenspraken waren en hoe minzaam en liefdevol de gesprekssfeer was. Hij sprak uit de volheid van zijn hart en de schouwende liefde, waarvan zijn hele wezen vervuld was, welde als water uit een bron overvloedig daaruit op. Altijd was het Jezus, hij droeg Jezus in zijn hart, Jezus op zijn lippen, Jezus in zijn oren, Jezus in zijn ogen, Jezus in heel zijn lichaam. En maar al te vaak gebeurde het, dat hij zonder meer vergat te eten, als hij aan tafel de naam 'Jezus' hoorde of uitsprak of aan Jezus dacht. En wanneer hij onderweg over Jezus dacht of zong, vergat hij dikwijls, dat hij op reis was; dan bleef hij staan en riep de hele schepping op om Jezus te loven. Maar met een wonderbare, alles overtreffende liefde droeg hij Jezus Christus, de gekruisigde, altijd in zijn hart. Aan Hem dacht hij steeds en daarom ook werd hij roemvol boven anderen onderscheiden, doordat hij de tekenen mocht dragen van Zijn kruis, het kruis van Hem, Die hij ook in geestvervoering in Zijn onuitsprekelijke en onvatbare heerlijkheid zag zetelen aan de rechterhand van de Vader, met Wie Hij, de allerhoogste Zoon van de allerhoogste Vader, in eenheid met de heilige Geest, eeuwig glorierijke God, leeft en regeert, overwint en heerst voor altijd. Amen. top

Hoofdstuk X Hoe de Arme Vrouwen hem in San Damiano beweenden; en hoe hij eervol en roemrijk begraven werd

116. Na de dood van de heilige vader Franciscus bleven zijn broeders verder de hele nacht bij hem waken. Veel mensen die uit alle plaatsen van de omgeving samengekomen waren en zich erop verheugden zo'n grote plechtigheid mee te maken, voegden zich bij hen. Met de broeders zongen zij lofliederen ter ere van God. Jubelend klonk het gezang door de nacht en door de vele fakkels was het zo helder als overdag. Het leek wel alsof engelen hier de nachtwake hielden. Nauwelijks begon het licht te worden of de burgerij van Assisi kwam met heel de geestelijkheid. Zij haalden het heilig lichaam weg en brachten het onder het zingen van hymnen en lofzangen en het schallen van bazuinen met veel eerbetoon naar de stad. De mensen haalden takken van olijfbomen en andere bomen en liepen plechtig met de heilige stoet mee. Steeds meer fakkels werden ontstoken en met luide stem zongen ze de gebruikelijke liederen. En zo, terwijl de broeders hun vader droegen en de mensen als een kudde achter hun herder aanliepen, hun herder die nu op weg was naar de hoogste Herder, kwamen ze op de plaats, waar hij eens de orde van de maagdelijke Arme Vrouwen had gesticht. De broeders zetten hem neer in de kerk van San Damiano, waar zijn dochters, die hij voor de Heer had gewonnen, ook hun klooster hadden. Men opende het kleine venster, waardoor de dienaressen van Christus op vastgestelde tijden het sacrament van het Lichaam van Christus gegeven werd, en maakte de kist open, waarin men de heilige, zo rijk aan hemelse deugden, gelegd had en waarin hij, die gewoon was de lasten van velen te dragen, nu als een lichte last door slechts enkelen gedragen werd. En toen kwam Vrouwe Clara, de Stralende, die door haar stralende, heilige deugden inderdaad de stralende was. Zij was de eerste plant van deze heilige orde geweest en nu de eerste moeder van de anderen. Met haar andere dochters kwam zij om haar vader te zien, die niet meer tot haar sprak, die nooit meer bij haar terug zou keren, maar die naar elders op weg was. top
117. Toen ze naar hem keken, werden ze door diepe droefheid overmand. Ze snikten luid en lieten hun tranen de vrije loop. En toen hoorde men hen met verstikte stem klagen: 'O Vader, geliefde Vader, hoe zal het nu verder met ons gaan? Waarom laat U ons, ongelukkigen, zo alleen? Bij wie moeten we het in onze verlatenheid zoeken? Had U ons maar voor U uit gezonden naar de plaats, waar U heen gaat! We zouden er blij om geweest zijn. Nu zitten we hier eenzaam met droefheid in ons hart. Wat wilt U, dat we zullen doen, wij, die hier als in een kerker van alles afgesloten zijn? U zult ons immers nooit meer bezoeken, zoals tot nu toe Uw gewoonte was. Met U is al onze troost heengegaan en wij, die voor de wereld als begraven zijn, zullen op een troost als die van U niet meer hoeven rekenen! Wie zal onze steun zijn in de grote armoede, waarin we verkeren, arm als we zijn, meer nog in ons geestelijke leven dan in wat we voor ons lichaam nodig hebben? O vader van de armen, die de armoede zo hebt liefgehad! Wie zal ons helpen in onze bekoringen, o Vader, die zelf zo vaak bekoringen hebt doorstaan, Vader, die zo goed wist te onderkennen, waarin de bekoring feitelijk bestond? Wie zal ons troosten, wanneer we in moeilijkheden zijn, o helper in de talloze moeilijkheden, waarin we hebben verkeerd? O bittere scheiding, o gehaat vertrek! O wrede dood, die zoveel zonen en dochters van zulk een Vader berooft en daarmee doodt! Want in alle haast en onherroepelijk is hij van ons weggehaald, hij, van wie grotendeels de vruchtbaarheid van ons streven, voorzover je daarvan spreken kunt, afhankelijk was!' Maar in maagdelijke schroom hielden ze het klagen toch binnen de perken. Het zou trouwens niet helemaal juist geweest te zijn al te zeer te jammeren om hem, wiens dood de aanleiding was voor een algemene vreugde. Vreugde immers was er bij de talloze engelen, die bij zijn sterven aanwezig waren geweest; verheugd waren de heiligen in de hemel, de huisgenoten van God. En zo kwamen ze, zwevend tussen droefheid en vreugde, naar hem toe en kusten zijn wonderbare handen, waarin de wondtekenen naar voren kwamen als kostbare parels, als fonkelende juwelen. Toen werd hij weggebracht, de Vrouwen gingen terug en achter hen sloot zich de deur, die nooit meer zou opengaan om zoiets smartelijks te beleven. Maar een grote droefheid beving allen, toen ze hen zo meelijwekkend en liefdevol hoorden klagen. Vooral treurden en jammerden zijn rouwende zonen. Zoals iedere afzonderlijk leed, zo leden ze allen, en zo groot was hun smart, dat bijna niemand zijn tranen kon bedwingen, toen hij de boodschappers van de vrede zo bitter zag wenen. top
118. Maar de stoet trok verder en kwam tenslotte in de stad. En onder grote vreugde en juichende dankbaarheid jegens God legden ze het heilig lichaam op de bestemde gewijde plaats, die daardoor nog meer gewijd zou zijn. Daar verlicht hij tot eer van de allerhoogste, almachtige God in een veelheid van nieuwe wonderen de wereld, zoals hij haar tot dan toe op wonderbare wijze had verlicht door haar in zijn heilige prediking te onderrichten. God zij gedankt daarvoor. Amen.
Welnu dan, heilige en gezegende Vader, op waardige, zij het niet toereikende wijze, heb ik U de verschuldigde eer willen brengen door Uw leven naar best vermogen te vertellen. Geef mij, arme, in ruil daarvoor Uw hulp om in dit leven zo'n waardig volgeling van U te zijn, dat ik de genadige gunst verkrijg ook in de toekomst tot Uw gezelschap te behoren. Goedertieren Vader, blijf denken aan uw arme zonen. In U alleen vonden zij hun troost en nu U niet meer bij hen bent, kunnen ze nauwelijks nog enige troost verwachten. U, de eerste en beste van ons allen, bevindt zich nu tussen de koren van de engelen en als één van de Apostelen staat U bij de roemvolle troon van de Heer. Maar Uw zonen liggen nog altijd in modder en slijk als opgesloten in een duistere kerker, en smekend roepen zij tot U:
'Laat, o Vader, aan Jezus Christus, de Zoon van de allerhoogste Vader, de tekenen van Zijn wonden zien, wijs Hem op de kruiswonden in Uw zijde, in Uw voeten en Uw handen, opdat Hij barmhartig Zijn eigen wonden aan Zijn Vader toont, Die zonder twijfel daarom ons, armen, altijd Zijn genade zal schenken. Amen. Moge dit werkelijkheid worden. top

Dit was het tweede boek over het leven van de zalige Franciscus.

Het derde boek: de heiligverklaring van onze zalige Vader Franciscus en zijn wonderen

119. Zo kwam er in het twintigste jaar van zijn bekering aan wat onze glorierijke Vader Franciscus zo vruchtbaar begonnen was, een nog vruchtbaarder einde. Gelukzalig gaf hij zijn ziel in handen van God. Met eer en glorie is hij gekroond en hij heeft zijn woonplaats in Gods paleis. En daar, in de lichtende gloed van stralend fonkelende juwelen, staat hij bij de troon van Gods majesteit en bepleit met alle ijver de belangen van hen, die hij op aarde achtergelaten heeft. En met succes! Maar hoe kan het ook anders? Kan hem, de drager van de heilige wondtekenen, wel iets geweigerd worden? Een evenbeeld is hij immers van Hem, Die, gelijk aan de Vader, zetelt aan Zijn rechterhand, Die deelt in Zijn verheven majesteit, Die in Zijn gestalte de stralende weergave is van Gods glorievol wezen en Die de zondaars weer genade schenkt. Moet hij niet verhoor worden, hij, die deelnam aan het lijden van Jezus Christus, die Zijn heilige wonden in zijn handen, voeten en zijde draagt en in zijn sterven gelijkvormig werd met hem? En inderdaad, hij brengt reeds blijheid in de wereld door ongekende, vreugdevolle genezingen en allen geeft hij de nodige steun voor hun weg naar het eeuwig heil. Heel de wereld staat in het licht van zijn helder stralende wonderen en als met zonlicht wordt de aarde overstroomd door het licht van de waarheid. En toch, nog niet zo lang geleden was ze diep in rouw, omdat ze zich beroofd wist van zijn tegenwoordigheid. Door zijn heengaan zag ze zich in een afgrond van nachtzwarte duisternis verzonken. Maar nu is het alsof een nieuw gesternte, een nieuwe zon is opgegaan; nu voelt ze zich midden op de dag overgoten met stralen, helder licht en van duisternis is geen sprake meer. En, God zij dank, er is een eind gekomen aan haar voortdurend klagen om hem. Want iedere dag weer gaat er een golf van juichende vreugde over haar heen om de ongekende, wonderbare gebeurtenissen, die aan de wereld de macht van zijn heilig deugdzaam leven laten zien. Zij, die zijn bescherming hebben ondervonden, komen uit alle windstreken; ze komen uit het Oosten en het Westen, uit het Zuiden en het Noorden om te getuigen, dat dit werkelijk zo is. Men zou bijna denken dat hij, die in zijn liefde niet alleen het hoogste goede verlangde, juist daarom zijn leven lang ook niet het geringste het zijne wilde noemen, opdat hij de beschikking zou krijgen over alle goed en het vollediger en met meer vreugde zou bezitten. Hij, die van niets bezitter wilde zijn, kwam in het bezit van alles, en dit werd geen tijdelijk bezit, maar een bezit, dat eeuwig zou duren. En overal ter wereld geeft hij ervan, allen biedt hij zijn hulp, ieder geeft hij zijn steun. Maar al deelt hij van zijn rijkdom aan anderen mee, de totale rijkdom, die hij in zijn liefde zicht, lijdt door zijn geven geen schade. top
120. Toen de zalige Vader nog onder de zondaars leefde, trok hij de hele wereld door en verkondigde overal het woord van God; nu echter, nu hij met de engelen in de hemel heerst, vliegt hij als heraut van de hoogste Koning sneller dan de gedachte over de wereld heen om alle volkeren zijn heerlijke gaven te schenken. Maar daarom staat hij dan ook hoog in ere bij alle mensen. Overal wordt hij vereerd, wordt hij verheerlijkt en geprezen. En werkelijk zonder uitzondering delen allen in het voor allen bestemde goed. Met geen mogelijkheid zou iemand het aantal van de wonderen kunnen noemen, die hij met Gods hulp doet, en niemand zou in staat zijn te vertellen, wat God allemaal overal in de wereld omwille van hem genadevol laat gebeuren. Laten we alleen maar naar Frankrijk kijken, hoeveel wonderbaars Franciscus daar tot stand brengt. Moeten we het niet wonderbaar noemen, dat daar in Frankrijk de koning en de koningin met al de groten van het rijk zich haasten om het hoofdkussen te kussen en te vereren, dat de zalige Franciscus tijdens zijn ziekte heeft gebruikt? Is het soms geen wonder, dat daar de knapste koppen van de wereld en de meest ontwikkelde mensen - en Parijs levert gewoonlijk meer geleerden op dan welke stad ter wereld ook - een ongeletterd man, die alleen maar in eerlijke eenvoud onopvallend zo gaaf mogelijk wilde leven voor God, zo ootmoedig en genegen hoogachten, bewonderen en vereren? Voorwaar, zijn naam Franciscus is hij ten volle waard! Franciscus heette hij, als was hij een man uit Frankenland! Terecht mocht hij zo heten, want fier en edel was hij als een echte Frank. Daarvan kunnen zij getuigen, die zijn fierheid hebben leren kennen. Een vrij man was hij, vrij van alle bekrompenheid, zeker van zichzelf, altijd onbevreesd. En met hoe grote vastberadenheid heeft hij niet alles, wat van de wereld was, met voeten getreden? Maar waarom zou ik nog meer vertellen over andere landen, waar het aanraken van zijn lendendoek voldoende is om alle kwalen te doen verdwijnen en ziekten op de vlucht te jagen en waar alleen al het aanroepen van zijn naam aan talloze mensen van beide geslachten verlichting in hun ellende brengt! top
121. Ook bij zijn graf gebeuren immers telkens weer nieuwe wonderen. Steeds vaker treedt hij op als bemiddelaar en worden er heerlijke gaven naar ziel en lichaam uitgedeeld. Blinden gaan weer zien en doven weer horen, lammen lopen weer en stommen spreken, melaatsen worden gezond, zwellingen verdwijnen en lijders aan allerlei kwalen en de meest uiteenlopende ziekten krijgen de gezondheid terug. Tijdens zijn leven op aarde wekte hij zielen uit de doodsslaap weer ten leven; nu hij gestorven is, geeft hij levenden de gezondheid weer. De berichten over al deze gebeurtenissen komen de paus van Rome ter ore, de hoogste van alle bisschoppen, de leider van de christenheid, de heer van de wereld, de herder van de Kerk, de gezalfde van de Heer, de stedehouder van Christus. Hij juicht en jubelt in zijn hart en zijn vreugde kent geen grenzen, nu hij ziet, hoe in zijn tijd de kerk van Christus zich door een nieuw, heilbrengend ingrijpen van God zichtbaar vernieuwt in wonderbaarlijke gebeurtenissen, zoals we die kennen uit haar eerste tijd. En dat nog wel door het werk van zijn zoon, wiens geestelijke vader hij is, die hij, om zo te zeggen, aan zijn hart gekoesterd heeft, die hij met zijn woorden heeft gevoed en tot volwassenheid heeft gebracht door het voedsel van het eeuwig leven. Ook de ander hoeders van de Kerk horen ervan, de herders van de kudde, de verdedigers van het geloof, de vrienden van de bruidegom, die naast hem zitten aan tafel, de steunpunten om wie Gods wereld draait, de eerbiedwaardige kardinalen. Zij wensen de Kerk geluk, met de paus verheugen ze zich en brengen lof aan de Zaligmaker, Die in Zijn diepe, onuitsprekelijke wijsheid, in allesovertreffende, onbegrijpelijke liefde en onmetelijke goedheid hem, die voor de wereld dwaas en onaanzienlijk was, heeft uitverkoren om de groten en sterken tot zich te trekken. En als de mensen het ook nog vernemen, komt aan de jubel geen einde. Ieder, die in Christus gelooft en het katholieke geloof belijdt, is buiten zichzelf van vreugde en vindt in dit alles een heilige en bemoedigende troost. top
122. Maar dan is het alsof de hel losbreekt. De gewone gang van zaken wordt volkomen verstoord. In de wereld ontstaat een totaal nieuwe situatie. Opeens is het uit met de vredige rust, een felle haat ontbrandt en de Kerk wordt innerlijk uiteengescheurd. De Romeinen, een opstandig en koppig soort mensen, worden weer eens razend op hun buren en roekeloos willen ze zich vergrijpen aan wat de Kerk toebehoort. Paus Gregorius, een man van formaat, probeert de opgestoken kwaadaardigheid de kop in te drukken, de razernij te beteugelen en de felle aanvalsdrift binnen de perken te houden. Als een rots staat hij in de branding en komt hij op voor de Kerk van Christus. Maar dreigender komt het gevaar opzetten, het verderf grijpt om zich heen en ook verder over de wereld steekt het kwaad de kop op. Goede raad is duur! Met grote kundigheid gaat de paus na wat de toekomst gaat brengen, en wikkend en wegend overdenkt hij de situatie van het ogenblik. Dan besluit hij na rijp overleg Rome aan de opstandelingen over te laten om zo de wereld te beschermen en van opstanden te bevrijden. Eerst komt hij in Rieti, waar men hem op passende wijze met eerbetoon ontvangt, om vandaar verder te trekken naar Perugia, waar hem eveneens alle eer en hoogachting ten deel valt. Daar blijft hij enige dagen om zich van de toestand van de Kerk op de hoogte te stellen en in gezelschap van de eerbiedwaardige kardinalen gaat hij een bezoek brengen aan de dienaressen van Christus, die daar, voor de wereld gestorven en begraven, een klooster hebben. Wanneer hij ziet, hoe heilig ze leven, hoe ze de hoogste graad van armoede in praktijk brengen en hoe voortreffelijk hun levensprogram is, wordt hij evenals de anderen tot tranen toe bewogen. Het is een uitdaging en een oproep voor hem om de wereld te verachten en maagdelijk, alleen voor God te leven. O nederigheid, die op beminnenswaardige wijze alle deugden hun groeikracht geeft! Hij, die de vorst is van de wereld, de opvolger van de eerste onder de Apostelen, komt een bezoek brengen aan Arme Vrouwen, die zich in diepe verachting voor zichzelf nederig als het ware in een kerker hebben opgesloten. En hiermee stelt hij een daad van nederigheid, die zijn gezond oordeel waardig is, maar die toch zeer ongewoon is en sinds vele eeuwen niet meer vertoond. top
123. Dan gaat hij haastig naar Assisi, waar voor hem de glorievolle schat begraven ligt, om er de hulp te zoeken, die aan al de ellende van deze groeiende verwarring een eind zou kunnen maken. Wanneer hij de stad binnenkomt, juicht heel de streek en zijn vooral de burgers in jubelende stemming, de mensen laten feestelijk hun grote vreugde blijken en de heldere dag wordt nog helderder door de vele fakkels, die men ontsteekt. Iedereen loopt uit om hem te verwelkomen en met zijn allen vormen ze een plechtige erewacht. De vrome gemeenschap van de arme Broeders komt naar buiten, gaat hem tegemoet en allen zingen ter ere van de gezalfde van de Heer een blij klinkend lied. De stedehouder van Christus komt ter plaatse aan en zodra hij bij het graf van de heilige Franciscus is, brengt hij dit een eerbiedige, blijde groet. Dan zucht hij herhaaldelijk, slaat zich op de borst, stort tranen en overstelpt van eerbied, buigt hij zijn eerbiedwaardig hoofd. Ondertussen zijn de officiële besprekingen begonnen over de heiligverklaring en het hoogwaardig college van kardinalen wordt verscheidene malen hierover bijeengeroepen. Van alle kanten komen ze nu, de velen, die door de voorspraak van de heilige van hun narigheden zijn bevrijd, en uit vele streken wordt een groot aantal wonderen bekend. Er worden bewijzen geleverd, die op hun waarheid worden getoetst; men luistert naar verhalen en men hecht er wel of geen geloof aan. Maar ondertussen zijn er weer andere dringende zaken en dreigen er weer nieuwe moeilijkheden. De heilige Vader gaat daarom naar Perugia, maar telkens als hij tengevolge van de bijzondere, overrijke stroom van gunsten voor deze allerbelangrijkste zaak weer naar Assisi moet terugkeren, is hij zeer verheugd. Tenslotte komen ze in Perugia nog eens bij elkaar en de eerbiedwaardige vergadering van de hoogwaardige kardinalen wordt daar gehouden in het paleis van de paus. Ze zijn het volkomen met elkaar eens en komen tot dezelfde conclusie. En wanneer ze de wonderen lezen, zijn ze met eerbied vervuld en kunnen zij het leven en de levenswijze van de zalige Vader niet genoeg prijzen. top
124. 'Het zeer heilig leven van deze heilige', zo luidt de beslissing, 'dat wij met eigen ogen hebben gezien, dat we onze handen hebben kunnen tasten en dat we, ons houdend aan de werkelijke feiten, hebben onderzocht, heeft het getuigenis van wonderen niet nodig.' Allen zijn ze in juichende stemming en bijzonder verheugd; ze zijn diep ontroerd en de tranen, die ze storten, betekenen een grote verheerlijking voor hem. Ze stellen de dag van de heiligverklaring vast, de gezegende dag, die niet alleen over de aarde, maar ook door de hemel een golf van de verhevenste vreugde doet gaan. De bisschoppen zijn bijeengeroepen, de abten komen aan, de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders uit de verst verwijderde streken zijn aanwezig, ook een koning is erbij en een grote groep edelen, graven en baronnen. Ze vormen tezamen het gevolg van de heer van de wereld en met hem trekken ze in feestelijke stoet Assisi binnen. Ze komen op het terrein dat voor deze plechtige samenkomst is bestemd, en de hele menigte roemvolle kardinalen, bisschoppen en abten groepeert zich om de heilige Vader. Een uitgelezen groep priesters en geestelijken bevindt zich daar al; de hele gelukkige heilige kloostergemeenschap is aanwezig men ziet er bescheiden, in sluier gehulde, gewijde maagden, en vanzelf ontbreekt niet een zeer grote menigte mensen van alle nationaliteiten en een bijna niet te tellen aantal mannen en vrouwen uit de streek. Van alle kanten komen ze er nog bij en van welke leeftijd ze ook zijn, ze worden gedreven door het onweerstaanbaar verlangen om op deze bijzondere bijeenkomst aanwezig te zijn. En ze zijn er, klein en groot, knecht en eigen baas. top
125. Omringd door een verscheidenheid van zulke grote zonen staat daar de opperherder, de bruidegom van Christus' Kerk, en op zijn hoofd draagt hij de kroon van zijn heerlijkheid, getekend met het heilig Kruis. Daar staat hij, getooid met de tekenen van zijn waardigheid, in zijn heilige gewaden, die met goud doorweven zijn en bezet met geslepen diamanten. Daar staat de gezalfde van de Heer in de majesteitelijke pracht van goudbrokaat, rijk versierd met opgewerkte bloemen en geciseleerde edelstenen, en trekt aller blikken tot zich. Om hem heen staan de kardinalen en de bisschoppen. Omhangen met hun fonkelende halsketens en in sneeuwwit glanzende gewaden geven zijn een beeld van wat de hemelse schoonheid is, en weerspiegelen zij de vreugde van de verheerlijkten. Vol spanning wacht ondertussen het hele volk op zijn woord, dat vreugde en blijdschap zal gaan verkondigen, dat een heerlijk nieuws te vertellen heeft, zijn woord, dat een grote lofprijzing zal zijn en een eeuwige verheerlijking wereldkundig zal maken. En dan spreekt de paus eerst het volk toe en verkondigt in vloeiende, gevoelvolle woorden met welluidende stem de lof van God. Ook prijst hij in edele bewoordingen vader Franciscus. En als hij dan zijn leven in herinnering brengt en te spreken komt over zijn gave, aan God gewijde, in God verzonken manier van leven, stromen de tranen over zijn gezicht. Hier volgt het begin van zijn preek: 'Zoals de morgenster door de wolken dringt, zoals de maan op haar tijd haar volle licht doet schijnen en zoals de zon zijn stralen over de aarde zendt, zo bracht hij, Franciscus, stralend licht in de tempel van God.' Als de paus zijn preek, een waarheidsgetrouw, in ieder opzicht geloofwaardig woord, beëindig heeft, leest één van zijn subdiakens, Octavianus, met luide stem in het openbaar de wonderen van de heilige voor en heer Raynerius, de kardinaaldiaken, een scherpzinnig man, bekend om zijn vroom en deugdzaam leven, gaat er, terwijl hij zijn niet tranen niet kan bedwingen, in een gewijde rede dieper op in. Dan wordt de vreugde de herder van de Kerk te machtig, hij kan zich niet meer bedwingen en, met diepe uithalen en telkens snikkend, ontlaadt zijn blijdschap zich in een opluchtende stroom van tranen. Ook de andere hoogwaardigheidsbekleders laten hun tranen vloeien en de overmaat ervan bevochtigt hun heilige gewaden. Met het volk is het ook zo gesteld. Het laat zijn tranen de vrije loop en vol spanning als het is het is door het wachten op wat het zo vurig verlangt, wordt het er des te vermoeider door. top
126. En dan gaat het gebeuren! Met luide stem, zijn armen ten hemel heffend, zegt de paus: 'Tot lof en glorie van de almachtige, de Vader, de Zoon en de heilige Geest, tot lof ook van de heilige Maagd Maria en de heilige Apostelen Petrus en Paulus en ter ere van de verheven Kerk van Rome, verklaren wij, in overleg en met instemming van het college van onze broeders en andere hoogwaardigheidsbekleders, dat de zalige Vader Franciscus, die door de Heer verheerlijkt in de hemel is opgenomen, om hem de hem toekomende eer op aarde te bewijzen, op de lijst van de heiligen moet worden geplaatst en dat zijn feest op de dag van zijn sterven moet worden gevierd.' Na deze verklaring heffen de eerbiedwaardige kardinalen met de paus het Te Deum aan. De mensen barsten los in gejuich, de aarde kaatst luid de juichkreten terug, de hemel vult zich met jubelende klanken en rijkelijk stromen de tranen. Nieuwe hymnen worden er gezongen en in jubelend gezang geven Gods dienaren uiting aan de gevoelens van hun hart. Muziekklanken worden er gehoord en melodieus zingt men geestelijke liederen. Heerlijke geuren van wierook stijgen omhoog en de hele lucht is doortrokken van verrukkelijke klanken, die allen in een van blijdschap overvloeiende, zingend juichende stemming brengen. Het is een stralende dag, die hier echter nog stralender wordt. Het groen van olijftakken is te zien en bladerrijke takken van andere bomen. Men ziet de mensen geestelijk gekleed, wat allen stralender en nog blijer maakt. Men wenst elkander vrede toe en geeft elkaar de vredeskus en de aanwezigen worden er verheugder door. Dan daalt paus Gregorius diep gelukkig van zijn hoge zetel af en onder langs de trappen gaat hij het heiligdom binnen om het heilig offer te gaan vieren. gelukkig kust hij de tombe, waarin het heilige, aan God gewijde lichaam te ruste is gelegd. Daarna zegt hij veel gebeden en viert de heilige geheimen. Om hem heen staat de kring van zijn broeders, die de almachtige God loven, aanbidden en verheerlijken om het grote, wat Hij op aarde heeft verricht. het volk stemt met hen in en zet kracht bij aan de lofzangen ter ere van God en, de verheven Drieëenheid erend, kwijten ze zich van hun plicht van heilige dankbaarheid jegens de heilige Vader Franciscus. Amen.
Dit waren de gebeurtenissen in Assisi in het tweede jaar van het pausschap van paus Gregorius IX, op zondag, de zestiende dag van de maand juli. top

In de naam van Christus.

De wonderen van onze heilige vader Franciscus

127. Ootmoedig de hulp vragend van onze Heer Jezus Christus willen we nu de wonderen gaan vertellen van de zalige Vader Franciscus, die, zoals reeds is gezegd, in tegenwoordigheid van paus Gregorius zijn voorgelezen en openlijk aan het volk zijn bekend gemaakt. We doen dit om de belangstelling voor zijn aanbevelenswaardige verering in deze tijd aan te wakkeren en voor de komende tijd het vertrouwen in hem te versterken. We zullen kort zijn, maar ons onder leiding van Christus houden aan de feiten.

I Genezingen van gehandicapten

Op de dag waarop het gewijde, heilige lichaam van onze zalige Vader Franciscus in een heerlijke geur van hemelse deugden, die alle aardse balsemgeuren te boven gaat, als een uiterst kostbare schat te ruste was gelegd, werd er bij zijn graf een klein meisje gebracht. Al een jaar lang lag haar hoofd, door een afschuwelijke vergroeiing van haar hals, op haar schouder en als ze naar boven wilde kijken, kon ze dat alleen doen, als ze zich schuin achterover boog. Ze ging bij het graf liggen, waarin het kostbare lichaam van de heilige lag en toen ze zo enige tijd gelegen had, trok haar hals ineens, dank zij de heilige man, recht en kwam in de normale stand. Die verandering was echter zo onverwachts en plotseling, dat het meisje in grote verbijstering wegliep en begon te schreien. Op de schouder, waarop haar hoofd ten gevolge van die langdurige afwijking zo lang gelegen had, was duidelijk de indruk te zien. top
128. In het graafschap Narni was een jongen, die een te kort, helemaal verdraaid been had. Lopen was voor hem alleen maar mogelijk, als hij op twee krukken steunde. hij hield zich met bedelen in het leven, was al jaren lang op deze manier gehandicapt en kende noch zijn vader noch zijn moeder. Om de verdiensten van onze heilige Vader Franciscus werd hij echter van zijn kwaad verlost en wel zo, dat hij, God en Zijn heilige lovend, zonder krukken kon gaan en staan waar hij wilde. top
129. In Foligno woonde een zekere Nicolaus, wiens linkerbeen ineengeschrompeld was en die om de hevige pijnen, die hij leed, geen kosten spaarde en van de ene naar de andere dokter liep om toch maar weer te worden zoals vroeger. Tengevolge daarvan had hij zich meer dan hij feitelijk wilde of kon, in de schulden gestoken. Maar waar hij ook kwam, niemand was in staat hem ook maar enigszins te helpen. Zijn pijnen waren evenwel zo hevig, dat hij door zijn verschrikkelijke gejammer zijn buren 's nachts het slapen volkomen onmogelijk maakte. Tenslotte nam hij zijn toevlucht tot God en de heilige Franciscus en liet zich naar diens graf brengen. Toen hij bij het graf van de heilige nacht de biddend doorbracht, strekte zich opeens zijn been. Uitgelaten van blijdschap sprong hij op en ging zonder stok weer naar huis terug. top
130. Ook was er nog een jongen, wiens been zo vergroeid was, dat zijn knie tegen zijn borst en zijn hiel tegen zijn billen zat. Met zijn vader en moeder kwam hij naar het graf van de heilige Franciscus. Terwijl zijn moeder zich voor hem voortdurend op de borst sloeg - zijn vader droeg als versterving een pijnlijk, ruw haren boetekleed -, werd hij plotseling genezen. En zijn genezing was zo volkomen, dat hij gezond en vrolijk, God en de heilige Franciscus dankend, weer op straat kon spelen. top
131. De benen van een gehandicapte in Fanna waren geheel bedekt met zweren. Ook waren ze zo verdraaid, dat hij er praktisch op zat. De stank ervan was zo erg, dat ze hem onder geen enkele voorwaarde in het hospitaal wilden opnemen, laat staan houden. Hij riep de barmhartige hulp van de zalige Vader Franciscus in en door zijn voorspraak kon hij zich korte tijd later over zijn genezing verheugen. top
132. In Gubbio was een meisje met verkrampte handen. Bovendien kon ze al een jaar lang ook haar overige ledematen niet gebruiken. Om haar genezing te verkrijgen droeg de verzorgster van het meisje haar naar het graf van de zalige Vader Franciscus. Als geschenk nam ze ook een wassen beeld van haar mee. Acht dagen bleef het meisje daar. Zonder enige moeilijkheid kon ze toen al haar ledematen weer gebruiken en achtte men haar in staat, zoals vroeger, haar werk te doen. top
133. Een kleine jongen uit Montenero lag dagenlang voor de deur van de kerk, waarin de zalige Franciscus begraven was. Hij kon zitten noch gaan. Zijn benedenlichaam was helemaal verlamd en hij kon dus ook zijn benen niet gebruiken. Op zekere dag wist hij de kerk binnen te komen en toen hij het graf van de heilige aanraakte, kon hij terstond opstaan en gezond van lijf en leden naar buiten gaan. Het kind zelf vertelde het volgende. Hij lag voor het graf van de roemvolle heilige, toen even boven het graf een man in de kracht van zijn jaren voor hem kwam staan. De man was gekleed als een broeder en had een paar peren in zijn hand. Hij riep de jongen en terwijl hij hem een peer gaf, moedigde hij hem aan om op te staan. De jongen nam de peer aan en antwoordde: 'U ziet toch zeker wel dat ik verlamd ben en absoluut niet kan staan!' Toen at hij de gekregen peer op. Opnieuw bood de man hem een peer aan en terwijl de jongen zijn hand er al naar uitstak, spoorde de man hem weer aan op te staan. Maar de jongen deed het niet, omdat hij zich er niet toe in staat voelde. Maar toen de man hem de peer gaf en hij ernaar greep, pakte de ander zijn hand beet, hielp hem naar buiten lopen en verdween. Opeens merkte de jongen nu, dat hij helemaal gezond was. Hij begon te schreeuwen en vertelde aan wie het maar wilde horen, wat er met hem gebeurd was. top
134. Een vrouw uit het stadje Coccorano werd in een kist naar het graf van de roemvolle Vader gebracht. Met uitzondering van haar tong was haar hele lichaam verlamd en kon ze geen van haar ledematen gebruiken. Toen ze een tijdje bij het graf was, kon ze ineens helemaal genezen opstaan. Nog iemand, een man uit Gubbio, liet zijn gehandicapte zoon in een kist naar het graf van de heilige brengen. Gezond van lijf en leden kreeg hij hem terug. Toch was de jongen zo mismaakt geweest, dat zijn benen, die vlak tegen zijn billen zaten, geheel verschrompeld waren. top
135. Een zekere Bartolomeus van Narni, een arm en behoeftig man, was in de schaduw van een notenboom in slaap gevallen. Toen hij wakker werd, kwam hij tot de ontdekking, dat hij zo stijf geworden was, dat hij niet meer kon lopen. Langzamerhand werd dit steeds erger, zijn been met voet en al schrompelde ineen, trok krom en verdorde totaal. Wanneer men er met een mes in sneed, voelde hij niets en voor brandijzers hoefde hij helemaal niet bevreesd te zijn. Maar de heilige Franciscus, de echte vader van alle armen en behoeftigen kwam op een nacht in een droom bij hem en beval hem naar een bepaald bad te gaan. Hij wilde hem daar, in diep medelijden, van zijn ziekte genezen. De man werd wakker en wist niet, wat hij zou doen. Hij ging naar de bisschop van de stad en vertelde hem precies, wat hij gezien had. De bisschop spoorde hem aan te doen wat hem opgedragen was, en naar dat bad te gaan. Hij tekende hem met het teken van het kruis en gaf hem zijn zegen. De man ging steunend op een stok op pad en strompelde, zo goed en kwaad als het ging, naar die plaats. Maar terwijl hij, somber gestemd en uitgeput door de inspanning die het hem kostte, zo voortging, hoorde hij een stem zeggen: "Ga met de vrede van de Heer; ik ben degene, aan wie je je hebt toevertrouwd." Toen hij daarna in de buurt van het bad kwam, vergiste hij zich in de weg, omdat het een donkere nacht was. Maar voor de tweede keer hoorde hij de stem tot hem spreken, die hem deze keer duidelijk maakte, dat hij op de verkeerde weg was, en hem vertelde hoe hij moest lopen. Hij kwam daarna bij het bad en toen hij erin gegaan was, voelde hij, hoe een hand zijn voet en een andere zijn scheenbeen vastpakte en hoe de laatste aan dat been trok en het langzaam uitrekte. Onmiddellijk was hij daarna genezen en sprong uit het bad. Luid verheerlijkte hij de almachtige Schepper en zijn dienaar, de zalige Franciscus, om de grote gunst, die hij had gekregen. Zes jaar lang had hij dat lijden moeten verduren en had hij als bedelaar geleefd. Toch was hij niet zo jong meer. top

II Genezingen van blinden

136. Een vrouw met de naam Sibilia, die al veel jaren blind was, liet zich in een sombere bui naar het graf van Gods heilige brengen. Ze kreeg haar gezichtsvermogen terug en ging blij en juichend naar huis. Een blinde uit Spello, die al lang geleden het licht van zijn ogen verloren had, werd bij het graf van het heilig lichaam weer ziende. Ook was er nog een vrouw uit Camerino, die in haar rechteroog helemaal blind was. Haar ouders legden een doek, die de zalige Franciscus ooit had aangeraakt, op dat oog en deden een gelofte. De vrouw kon weer zien en allen brachten dank aan de Heer, onze God, en de heilige Franciscus voor deze genezing. Iets dergelijks overkwam ook een andere vrouw, die in Gubbio thuishoorde. Ook deed zij een gelofte en mocht zich toen verheugen over het terugkrijgen van het vroegere licht van haar ogen. Een burger uit Assisi was sinds vijf jaar blind. Toen de zalige Franciscus nog leefde, was hij bevriend met hem geweest. Telkens wanneer hij nu bad, bracht hij de heilige zijn oude vriendschap in herinnering. Bij het aanraken van zijn graf werd hij genezen. Een zekere Albertus uit Narni was gedurende een jaar zo goed als geheel blind. Zijn wenkbrauwen hingen van het turen bijna tot op zijn wangen. Hij stelde zich onder de bescherming van de zalige Franciscus en onmiddellijk nadat hij weer ziende geworden was, maakte hij zich klaar om zijn graf te bezoeken en ging er inderdaad heen. top

III Genezingen van bezetenen

137. In Foligno leefde een man die Petrus heette. Omwille van een gelofte of om een boete, die hem voor zijn zonden was opgelegd, te volbrengen, ging hij een keer naar de kerk van de heilige aartsengel Michaël en kwam bij een bron. Omdat de tocht nogal vermoeiend was geweest en hij dorstig was, wilde hij uit de bron drinken. Maar toen hij dat deed, scheen het hem toe alsof er met het water duivels in hem gevaren waren. Drie jaar was hij bezeten en deed dingen, die afschuwelijk waren om te zien en te erg om te vertellen. Toen hij een keer bij het graf van de heilige Vader kwam, gingen de duivels razend te keer en rukten hem wreedaardig bijna uiteen. Maar nauwelijks had hij het graf van de man Gods aangeraakt, of er gebeurde een zeer duidelijk, voor allen zichtbaar wonder. Want op wonderbare wijze was hij onmiddellijk van die duivels verlost. top
138. Een dergelijke gebeurtenis had ook in Narni plaats. Daar was een vrouw door razernij overvallen, ze had haar verstand verloren, ging huiveringwekkend te keer en sloeg de gemeenste taal uit. In een droom verscheen haar tenslotte de zalige Franciscus en zei haar: 'Maak een kruisteken!' Zij antwoordde: 'Dat kan ik niet.' Toen gaf de heilige haar zelf een kruisje op het voorhoofd en bevrijdde haar zo van haar kwellende waanzin en duivelse fantasie‰n. En nog vele mannen en vrouwen zijn er geweest, die te lijden hadden van allerlei kwellingen en bedrieglijke streken van duivels. Door de heerlijke voorspraak van de heilige, roemvolle Vader zijn ze uit hun macht verlost. Maar zulk soort mensen is nogal eens geneigd zich te laten misleiden en vals voor echt aan te zien. Laten we dus genoegen nemen met het weinige, wat we hierover hebben gezegd, en overgaan naar grotere wonderen. top

IV Genezingen van doodzieken, waterzuchtigen, jichtlijders en andere zieken

139. In Todi lag een kind, Matteüs geheten, gedurende een week als dood op bed; zijn mond was stijf dicht, zijn ogen waren gebroken en de huid van zijn gezicht, handen en voeten was pikzwart. Niemand had nog enige hoop, dat het in leven zou blijven. Maar toen zijn moeder een gelofte deed, werd het wondersnel weer gezond. Op een gegeven moment gaf het een hoeveelheid smerig zwart bloed op en wel zo heftig, dat men dacht, dat het ook zijn ingewanden erbij zou uitspuwen. Geknield riep de moeder smekend de naam van de heilige Franciscus aan. Toen zij opstond, begon het kind dadelijk zijn ogen open te doen, rond te kijken en haar borst te zuigen. Kort daarop begon het te vervellen, de zwarte huid viel af en het werd weer zo blank als tevoren. Het herstelde en kwam weer helemaal op krachten. Toen het nu begon te genezen, vroeg de moeder: 'Lieveling, wie heeft je toch beter gemaakt?' Stamelend zei het kind: 'Cecco, Cecco.' Daarna vroegen anderen weer: 'Van wie ben je het knechtje?' Opnieuw was het antwoord: 'Cecco, Cecco.' Omdat het kind nog te jong was om goed te kunnen praten, verhaspelde het de naam Franciscus zo. top
140. Een jongeman was van een hoogte naar beneden gevallen en kon niet meer spreken noch zich hoe dan ook bewegen. Drie dagen at hij niet meer, hij dronk niet en was buiten bewustzijn. Men dacht, dat hij dood was. Zijn moeder wilde echter geen doktershulp, maar vroeg de zalige Franciscus hem beter te maken. Zij deed een gelofte en zie, ze kreeg hem levend en ongedeerd terug. Luid prees zij de almachtige Zaligmaker. Een andere jongeman, Mancinus, was doodziek en bijna niemand had nog enige hoop op zijn herstel. Toen hij het echter gedaan wist te krijgen de naam van de heilige Franciscus aan te roepen, herstelde hij plotseling. Een kind uit Arezzo, Walter, had voortdurend koorts. Bovendien had hij nog twee abcessen. Alle dokters hadden de hoop opgegeven. De ouders deden een gelofte aan de heilige Franciscus. Aan hun vurig verlangen werd voldaan en het kind werd weer gezond. En toen men van een ander kind, dat op sterven lag, een wassen beeld maakte, werd het, al voordat het beeld helemaal af was, van alle lijden voorgoed bevrijd. top
141. Een vrouw lag vele jaren ziek op bed zonder zich te kunnen wenden of keren. Ze riep de hulp in van God en de zalige Franciscus, werd volkomen van haar ziekte bevrijd en kon haar dagelijkse werk weer doen. In Narni was een vrouw, die gedurende acht jaar een verschrompelde hand had. Ze kon er niets mee doen. De heilige Vader Franciscus verscheen haar in een droomgezicht. Hij rekte haar hand uit en bewerkte zo, dat ze daarmee weer evengoed kon werken als met de andere. Ook lag in datzelfde Narni een jongeman gedurende tien jaar zeer zwaar ziek. Hij was helemaal opgezwollen en geen medicijn kon er iets aan doen. Nadat zijn moeder een gelofte had gedaan, kon hij door de tussenkomst van de zalige Franciscus weer van zijn gezondheid genieten. In Fanna was een waterzuchtige. Zijn ledematen waren afschuwelijk opgezet. Door de voorspraak van de zalige Franciscus is hij totaal genezen. Een burger uit Todi had zwaar te lijden van gewrichtsreumatiek. Hij kon niet zitten en wist niet, hoe hij moest gaan liggen om te rusten. Door de hevigheid van zijn kwaal had hij het voortdurend zo koud, dat hij helemaal in elkaar scheen te schrompelen. Hij liet dokters komen, gebruikte steeds baden en slikte hopen medicijnen, maar niets baatte hem ook maar enigszins. Op een dag kwam er een priester en legde hij in diens tegenwoordigheid een gelofte in de hoop, dat de heilige Franciscus hem zijn vroegere gezondheid zou teruggeven. Toen hij tot de heilige gebeden had, zag hij zich al spoedig weer hersteld. top
142. Een vrouw in Gubbio lag, door jicht gekweld, op bed. Toen ze de derde keer de naam van de heilige Franciscus aanriep, verdween de ziekte en was ze weer gezond. Een zekere Bontadosus leed verschrikkelijke pijnen in handen en voeten. Hij kon zich niet bewegen noch op zijn zij gaan liggen en hij at en sliep niet meer. Op een gegeven dag kwam er een vrouw bij hem, die hem aanraadde om zich met grote vurigheid onder de bescherming van de heilige Franciscus te stellen, als hij snel van die ziekte bevrijd wilde worden. Maar zijn pijn was zo hevig, dat hij er niet in geloofde en antwoordde: 'Ik geloof niet, dat de man heilig is.' De vrouw bleef echter aanhouden en tenslotte ging de man erop in. Hij deed het evenwel met deze woorden: 'Ik stel mij onder bescherming van de heilige Franciscus en wil geloven, dat hij inderdaad heilig is, als hij mij in drie dagen van deze ziekte verlost.' Door de voorspraak van de heilige gebeurde dit werkelijk. De man werd genezen, kon weer lopen, eten en slapen en verheerlijkte de almachtige God. top
143. Een man was door een pijl met een ijzeren punt zwaar aan zijn hoofd gewond. De pijl was door zijn oogholte zijn hoofd binnengedrongen en daar blijven steken. Geen dokter kon hem helpen. Hij wijdde zich aan Gods heilige toe en vroeg hem smekend hem te helpen, verwachtend door zijn hulp van zijn ongemak verlost te kunnen worden. Toen hij op een keer een poosje was gaan rusten en in slaap gevallen was, zei de heilige Franciscus hem in een droom, dat hij de pijl door zijn achterhoofd eruit moest laten trekken. Dat liet hij de volgende dag doen op de wijze, die hem in de droom was voorgedaan, en zonder veel moeite raakte hij de pijl kwijt. top
144. Een man in Spello, Imperator geheten, had twee jaar last van een breuk. Die was zo erg, dat in zijn onderlijf de darmen naar buiten puilden. Hij kon ze niet voor lange tijd blijvend op hun plaats terugduwen en moest daarom een breukband dragen om ze de nodige steun te geven. Wel riep hij de hulp van geneesheren in, maar die vroegen een voor hem onmogelijke prijs. Zelfs voor één dag had hij al te weinig om te kunnen leven. Daarom had hij alle hoop op hulp van hun kant totaal verloren. Eindelijk dacht hij eraan God om hulp te vragen en begon hij overal, buiten, in huis of waar hij ook maar was, de voorspraak van de zalige Franciscus in te roepen. In korte tijd werd hij door de genade van God en door de verdiensten van de zalige Franciscus weer helemaal gezond. top
145. In het markgraafschap Ancona was een broeder, die tot onze orde behoort. Deze had in de streek van zijn lendenen of ribben een zeer ernstige fistel. Gezien de omvang van dit euvel had hij niet de minste hoop meer, dat medische hulp zou baten. Hij vroeg daarom de overste, onder wiens gehoorzaamheid hij stond, een bezoek te brengen aan de plaats, waar het lichaam van de heilige Vader begraven lag. Hij vertrouwde erop door de voorspraak van die heilige genezing te zullen verkrijgen. Zijn overste wilde hem echter geen verlof geven voor die reis. Hij was bang, dat vanwege de sneeuw en de hevige regen van het seizoen de tocht voor hem te vermoeiend zou zijn en hij nog erger ziek zou worden. De broeder was nogal in de war over deze weigering. Op een nacht kwam echter de zalige Vader Franciscus bij hem en zei: 'Mijn zoon, wees verder maar niet ongerust hierover. trek het met een vacht gevoerde habijt dat je draagt, uit, haal de pleister van de wond en gooi die met het verband weg. Houd je verder aan je regel en je zult genezen.' Toen de broeder 's morgens opstond, deed hij wat hem gezegd was, en dankte God, dat hij zo plotseling genezen was. top

V Genezingen van melaatsen

146. Te Sanseverino in het markgraafschap van Ancona was een jongeman met name Acto, over zijn hele lichaam door melaatsheid aangetast. Afgaande op het oordeel van de dokter beschouwden allen hem dan ook zo. Al zijn ledematen waren gezwollen en opgezet, maar ook zijn aderen waren verwijd en ontstoken en hij was zich bewust, dat zijn lichaam er abnormaal uitzag en afschuwelijk was om te zien. Hij kon niet lopen en voelde zich wegens zijn ziekte diep rampzalig. Daarom bleef hij voortdurend maar op bed liggen. Zijn ouders hadden veel verdriet en smart om hem. Vooral zijn vader leed er dagelijks erg onder en wist niet wat met hem te doen. Tenslotte kwam hij op de gedachte om hem geheel aan de heilige Franciscus toe te wijden en hij vroeg zijn zoon: 'Wil je jezelf toewijden aan de heilige Franciscus, die overal zoveel schitterende wonderen doet? Misschien wil hij je dan van deze ziekte genezen.' De jongeman zei van ja. Dadelijk liet zijn vader papier brengen en na de lengte en de omvang van zijn zoon gemeten te hebben zei hij: 'Ga rechtop zitten, mijn jongen, geef je aan de heilige Franciscus over en wanneer je genezen bent, breng hem dan, zolang je leeft, ieder jaar een kaars van jouw lengte.' Gevolg gevend aan het bevel van zijn vader kwam de jongeman overeind, vouwde zijn handen en begon smekend de barmhartigheid van de heilige Franciscus in te roepen. Toen hij daarna het maatpapier aangenomen en zijn gebed beëindigd had, werd hij terstond van zijn melaatsheid genezen. Hij stond op en begon, de roem verkondigend van God en de heilige Franciscus, vol vreugde te lopen. In de stad Fanna was een jongeman, Bonushomo. Alle dokters beschouwden hem als verlamd en melaats. Zijn ouders stelden hem godvruchtig onder de bescherming van de heilige Franciscus. Hij werd van zijn melaatsheid gereinigd, zijn verlamming verdween en hij was weer volledig gezond. top

VI Genezingen van stommen en doven

147. In Città della Pieve was een zeer arme jongen, die zich met bedelen in leven hield. Vanaf zijn geboorte was hij doofstom. Hij had namelijk een zo kleine en korte tong, dat, al hadden meerderen ze herhaaldelijk onderzocht, men toch bleef menen, dat ze geheel afgesneden was. Op een avond ging hij naar het huis van een man uit hetzelfde dorp, Marcus geheten. Door een teken, zoals stommen dat doen, vroeg hij hem om onderdak. Hij boog daartoe zijn hoofd opzij en legde zijn hand onder zijn wang om zo duidelijk te maken, dat hij de nacht bij hem wilde doorbrengen. De man nam hem met plezier in zijn huis op en hield hem ook verder graag bij zich, omdat de jongen wist, hoe je je als een goede knecht moest gedragen. Het was immers een degelijke en begaafde jongen, die weliswaar vanaf zijn eerste kinderjaren doofstom was, maar die alles, wat men hem met een gebaar aanduidde, onmiddellijk heel goed doorhad. Toen die man op een avond in het bijzijn van de jongen met zijn vrouw aan het eten was, zei hij tot haar: 'Dat zou ik nu een geweldig wonder vinden, als de heilige Franciscus ervoor zorgde, dat die jongen kon horen en spreken.' top
148. En hij voegde eraan toe: 'Als de heilige Franciscus dat wil doen, dan beloof ik aan God, dat mij die jongen uit liefde tot Hem bijzonder dierbaar zal zijn en dat ik verder heel zijn leven voor hem zal zorgen.' En wat gebeurde er? Nauwelijks had hij die woorden gezegd, of de jongen riep uit: 'De heilige Franciscus is nog steeds levend!' Toen keek hij omhoog en zei weer: 'Kijk daar, ik zie de heilige Franciscus daar boven staan. Hij is gekomen om mij de spraak te geven.' En hij voegde eraan toe: 'Maar wat moet ik nu aan de mensen zeggen?' De man antwoordde hem: 'Loof God en je zult veel mensen tot redding zijn.' Toen stond hij juichend en vol blijdschap op en maakte openlijk bekend, wat er met de jongen gebeurd was. Allen, die de jongen van vroeger kenden en wisten, dat hij niet kon spreken, stroomden toe en waren stomverbaasd. Ze verheerlijkten in diepe ootmoed God en de zalige Franciscus. De tong van de jongen is aangegroeid en zo geworden, dat hij ze kon gebruiken om te spreken. En de manier waarop hij ging spreken, was zo normaal, dat je zou zeggen, dat hij al heel zijn leven gesproken had. top
149. Er was ook nog een andere jongen, Villa, die spreken noch lopen kon. Zijn moeder maakte om voor hem aan een gelofte te voldoen een wassen beeld en bracht dat met grote eerbied naar de plaats, waar de zalige Franciscus zijn laatste rustplaats heeft. Toen ze thuis kwam, zag ze haar zoon lopen. Ook was hij in staat te spreken. In het bisdom Perugia leefde een man, die geen woord kon zeggen. Zijn mond had hij altijd open, hij haalde hijgend adem en had het steeds erg benauwd, omdat zij keel hevig gezwollen en opgezet was. Hij kwam op de plaats, waar het heilige lichaam rustte, en toen hij over de treden naar het graf wilde gaan om het aan te raken, gaf hij opeens veel bloed op. Dat bracht hem totale genezing. Hij begon te spreken en kon zijn mond normaal open en dicht doen. top
150. Een vrouw leed zo hevig aan keelpijn, dat haar tong door de brandende koorts aan haar gehemelte vastkleefde en helemaal verdroogd was. Ze kon niet spreken, niet eten en niet drinken. En al probeerde zij verlichting te krijgen met waterverbanden en medicijnen, niets van dat alles had ook maar enig resultaat. Toen stelde ze zich in haar hart - want zeggen kon ze het niet - onder de hoede van Franciscus. Plotseling barstte de vleesklomp in haar mond uiteen en uit haar keel kwam een rond steentje. Ze ving dit in haar hand op en liet het allen zien. Het duurde niet lang meer, of ze was weer gezond. In Greccio was een jongeman, die zijn gehoor, zijn geheugen en zijn spraak verloren had. Bovendien was hij zijn verstand kwijt en had hij geen gevoel meer. Zijn ouders hadden een groot vertrouwen in de heilige Franciscus en smekend vertrouwden ze hem daarom in diepe ootmoed aan de heilige toe. Toen zij dat gedaan hadden, kreeg hij, dank zij de heilige en roemvolle Vader Franciscus, alles, wat hij miste, in overvloedige mate terug en werd weer normaal.
Tot lof, roem en eer van Jezus Christus, onze Heer, Wiens rijk en heerschappij duurzaam en onwankelbaar blijft bestaan door alle eeuwen. Amen. top

Hier eindigt het boek van de zalige Franciscus.

Nawoord

151. Enkele van de wonderen van onze heilige Vader Franciscus hebben we verteld, maar en nog meer verzwegen. Aan degenen, die zijn weg willen gaan, laten we het over zich in te zetten en de genade van nieuwe zegeningen deelachtig te worden. Want hij, die door woord en voorbeeld, door zijn leven en leer op heerlijke wijze in heel de wereld vernieuwing heeft gebracht, zal hen, die de naam van de Heer beminnen, altijd met nieuwe stromen van hemelse gaven willen besproeien. Bij de liefde voor de arme Gekruisigde en bij Zijn heilige wondtekenen, die de zalige Franciscus in zijn lichaam heeft mogen dragen, smeek ik allen die dit lezen, zien en horen, bij God ook mij, zondaar, indachtig te zijn. Amen.
Verheerlijking, eer en alle lof zij de enige wijze God, Die tot Zijn glorie in hoogste wijsheid altijd alles in allen bewerkt. Amen. Amen. Amen. 14.07.12